Jacqueline en Héloise Josefien Munck Héloise staart met koortsige ogen naar de betoverde plek voor haar. Het podi um met de spelers zweeft. Jacqueline buigt zich voorover en pro beert de blik van haar dochtertje te van gen. Nu zit ze er weer zo bevroren bij alsof ze nooit meer zal bewegen. De kinderen op het podium aarzelen geen ogenblik, ze kennen hun tekst. Hun gebaartjes komen precies op tijd. Heel vervelend, vindt Jacqueline. Weinig vertederend en er valt ook niets te lachen. Geen kind vergist zich. Het maantje dat via een katrol opgehesen wordt klettert niet uit haar baan. Even raakt ze met haar vingertoppen het dikke donkere haar van haar doch tertje aan. Hoe vind je het, meisje? vraagt ze. Héloise legt haar vinger op haar lippen en sist. 'Koning, koning,' brult een kind op het toneel. 'Uw zonen en dochters zijn ver dwenen.' 'Wat een droevige dag,' antwoordt de koning verschrikt. (Een schoolvoorbeeld van slechte casting, denkt ze. Zo'n dikkerd in de hoofdrol.) 'Waar zijn ze naar toe...? Ik bedoel te wapen. Ik ruik overal zwavel. De moe rasridder moet hier geweest zijn. Man nen er op af!' Meteen stormt een groepje kinderen in camouflagepakjes het toneel op. Jacquelines blik dwaalt weer af naar Héloise. Ze zit nog steeds zo akelig recht en star. Eigenlijk heeft ze nog niets gemerkt van een verbetering sinds ze deze school bezoekt. Ze heeft de direkteur er op aangespro ken, maar die stelde haar gerust: 'Zo snel gaat een echte verandering, niet mevrouw. Ga u zelf maar na. Of wat dacht u van mijn persoon,' had hij gela chen. 'Volgende keer mag jij misschien ook meedoen,' fluistert ze in de buurt van Héloises oor. Ontevreden laat ze zich weer tegen de leuning van haar stoel vallen. En dan schiet haar te binnen, hoe ze die och tend met haar fiets moest uitwijken voor een grote vogel. Hij zat op het asfalt van de rijweg en pikte in iets. Een stukje brood dacht ze, maar toen ze dichterbij kwam zag ze dat het beest, dat geen centimeter uitweek, een jong vogeltje met zijn snavel bewerkte. Hij hakte mechanisch op het beestje in, dat waar schijnlijk in een stuiptrekking met zijn vleugels bleef fladderen. Het beeld van die fraaie zwartwitte vogel die zo tekeer ging, bezorgt haar opnieuw rillingen. Hoe lang is het niet geleden dat we samen heerlijk gelachen hebben, vraagt ze zich af. Sinds ze op deze school zit heeft Héloise zich een soort dameslachje aangemeten. Niet om aan te horen. Je moet alleen lachen als je iets echt leuk vindt, heeft ze al zo vaak gezegd. Op het toneel lijden de krijgers van de koning een nederlaag. Ze zakken weg in een zompig moeras van crêpepapier. De boodschap is duidelijk, denkt Jaqueline. Dom Geweld Helpt Niet, Kinderen! De koning grijpt naar het piepkleine kroontje op zijn hoofd. Zijn opgeheven handen zijn ten einde raad. Er klinkt new-age achtige muziek. Een boselfje fladdert het podium op en doet de koning een voorstel. Nog meer elfjes dringen naar voren. Tot haar ver wondering ontdekt Jacqueline ook man nelijke elfen. Een Ambonese tweeling - jongen en meisje- voert de Zachte Krachten aan. Voor het eerst ziet Jacqueline een teken van emotie op het gezicht van haar dochter. Ze is er blij mee. Ze knijpt even in Heloises onderarm. Het kind laat haar begaan, kijkt haar zelfs even met een blik van verstandhouding aan voor ze zich naar haar toe buigt. 'Mam, je moet straks niet vergeten mijn schoentjes op te halen.' Jacqueline knikt geruststellend. Vanmor gen was er een afgrijselijke scène over schoenen, maar ze heeft geen zin om zich die voor de geest te halen. Héloise heeft in ieder geval haar oude schoenen aan. Ze kan er nu om lachen dat ze nog geprobeerd heeft om door de ogen van een achtjarige naar de blauw-rode san dalen te kijken. Extreme drang naar perfectie. Als dat jong zo doorgaat eindigt ze in een inrichting, heeft ze pas nog tegen haar moeder gezegd. Maar die was niet onder de indruk. 'Jij was vroeger ook zo,' was haar enige commentaar. Op het toneel zijn de moerasgeesten overwonnen. De orde in het rijk van koning Darius de veertiende ("koning Vetzucht...") is hersteld. Met haar laatste uitspraak daagt de Elf enkoningin de zaal uit /Snappen jullie hoe het komt- dat het kwaad nu is ver stomd?' 'Jaaaahhh', brullen de kinderen na een secondenlange aarzeling. De lichten schieten aan en er barst ap plaus los. De spelers op het podium geven elkaar een hand en buigen. Ze krijgen allemaal een kransje veldbloe men omgehangen. Ook de regisseur wordt het podium opgehesen. 'Waarom klapje niet,' vraagt Jacqueline. 'Ik vond niet alles mooi,' antwoordt haar dochter. 'Alles kan ook niet even goed zijn, maar je hebt er toch van genoten?' 'Ik vond de elfjes heel mooi.' "Die waren ook fantastisch,' roept Jaqueline boven het lawaai uit. De direkteur van de school klimt op het podium. Hij laat zich bij zijn voornaam noemen. Hij draagt een bruin ribfluwelen pak en hij ziet eruit alsof zeer tevreden is met zich zelf. 'Kinderen, wat heb ik genoten!,' roept hij uit. 'Ik denk dat ik wel namens alle toe schouwers spreek, als ik zeg dat jullie een grote prestatie geleverd hebben. Wat dat betreft hebben jullie veel van de elfjes geleerd. Als je samenwerkt kun je veel bereiken. Dat hebben we vanmid dag weer gezien en gehoord. En juist op onze school vinden wij dat heel belang rijk. Niemand staat hier alleen...' Jacqueline luistert aandachtig. De woor den die bedoeld zijn om vertrouwen te wekken jagen haar angst aan. Als de man uitgesproken is staat ieder een op. Overal vormen zich groepjes. De vrouwen praten geanimeerd. De mannen zijn wat terughoudender. Het lijkt of ze het spel van de kinderen al vergeten zijn en naar onderwerpen van gesprek zoeken. Links en rechts hoort ze vrouwen over hun kinderen praten. Over kinderen valt altijd wel iets te zeg- 12 Ballustrada

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 1996 | | pagina 60