Jan G. Elburg en de Mosselschipper Fifty years behind the time Van een dichter die in Zeeland geboren is, en daarvandaan op zijn derde jaar al door zijn ouders is meegenomen naar een andere streek van het land, valt het moeilijk aan te tonen dat hij een Zeeuw se dichter is. Dat wil zeggen een dichter die in zijn werk duidelijk invloeden heeft ondergaan van zijn Zeeuwse verleden. De dichter Jan G. Elburg die op 30 november 1919 geboren werd te Wemeldinge, heeft die band van zijn poëzie met Zeeland in strikte zin dan ook ontkend. Toch is hij zich, toen de universaliteit van het taalexperiment van de Vijftigers tot wat meer nationale pro porties was teruggedrongen, meer bewust geworden van zijn oorsprong en de eerste bronnen van zijn taalgebruik. Wellicht heeft Jan Gommert Elburgs werk toch meer te danken aan Wemel dinge, waar hij de eerste drie jaren van zijn leven doorbracht, dan aan Zürich en Parijs, waar al voor zijn geboorte de bronnen lagen van zijn latere taalexperi menten. Dadaïsme, surrealisme, expressionisme, futurisme en al die -ismen die de Vijfti gers een aureool van internationalisme gaven, kwamen in Laag Tibet, zijn eerste experimentele bundel van 1952, een kleine halve eeuw later pas aan bod. De Engelse officier die mij tijdens de opmars van de Geallieerden in de winter van 1944, tijdelijk ingekwartierd in de Duit se bunkers aan de Zuidbevelandse zee dijken, meedeelde: 'In Holland everyt hing is fifty years behind the time', had dus toch gelijk. 'No ladies, no women, no whores, no music, no light, only mud, mud, mud. You have to go to Ant werp to find pleasant things.' Ik ver moedde toen niet dat dit ook van toe passing was op de Nederlandse litera tuur. In Antwerpen had de dichter Paul van Ostaijen al decennia eerder de lich ten van zijn Music-Hall ontstoken, ter wijl het noordelijk Nederlands taalgebied in de mud van zijn ernst was blijven ste ken en amper 'afscheid' had genomen 'van domineesland'. Ongetwijfeld heb ben de Vijftigers de verdienste gehad Lou Vleugelhof dat zij Antwerpen weer ontdekt hebben, hoewel ze waarschijnlijk dachten dat ze Zürich en Parijs bezochten. Voor Jan Gommert Elburg lag Wemeldinge aan merkelijk dichter bij Antwerpen dan bij beide andere Europese steden. Antwer pen en Wemeldinge waren bovendien al bijna een eeuw met elkaar verbonden door het alom bekende kanaal van Zuid- Beveland. Toevalligheden? Natuurlijk, maar wel aardige literaire coïncidenties, want er loopt een duidelijke verbinding van Paul van Ostaijen naar Jan G. Elburg. De G van Gommert Toch komt het Zeeuwse dat Elburg eigen is, maar heel cryptisch bij hem voor. Het komt evenals de letter G die een afkorting is van de typisch Zeeuwse naam Gommert, op de tweede plaats. Die ene letter G reduceert a.h.w. zijn binding met Zeeland tot een amper noe menswaardige herinnering aan zijn Zeeuwse grootvader uit Wemeldinge, die Gommert heette. De merkwaardige G die Elburg in zijn schrijversnaam opnam zou je kunnen zien als een relict dat herinnert aan zijn Zeeuwse grootva der van moederskant, die Gommert Zuidweg heette en mosselvisser was op de Zeeuwse wateren. Die kale G, die bovendien in Zeeland als een H wordt uitgesproken (Hommert Zudeweg luidt de naam in het Zeeuws), zou men een cryptisch symbool kunnen noemen voor het weggeschoven bewustzijn van de Zeeuwse affiniteit in zijn poëzie. Zeeuw op verzoek In het Letterkundig Museum in Den Haag bevindt zich bij de documenta van de dichter Jan G. Elburg een brief van zijn hand, gedateerd 8 mei 1965 en gericht aan de redacteur van het toen malige literaire tijdschrift Kentering, Wim Hazeu. Deze had hem kennelijk gevraagd om een Zeeuwse bijdrage voor een themanummer van Kentering dat aan Zeeland gewijd zou worden. Het antwoord van Elburg op de vraag of hij gedichten over Zeeland heeft, luidt: 'In strikte zin is dat niet het geval. Wel heb ik een cyclus die me de laatste tijd bezighoudt, iets waar opeens een typisch Zeeuws beeld centraal staat. Wanneer het uw doel dienen kan, sta ik het met plezier af voor publicatie in Ken tering. In het najaar van '65 nog verscheen het beloofde Zeeland-nummer. En inder daad, daarin is opgenomen het enige expliciet door Zeeland geïnspireerde gedicht dat Elburg ooit geschreven heeft. Het gedicht draagt geen titel, zoals geen van de gedichten van de bundel waarin het voorkomt. Het gedicht is opgenomen in de bundel streep door de rekening van 1965 en later gehandhaafd in zijn verzamelbun del gedichten 1950-1975. Het gedicht begint met de raadselachtige strofe: 'tok. tok. geen kip te bekennen, tok. tok. Voor ik me waag aan een interpretatie van juist dit gedicht nog enkele opmer kingen. Het valt niet te achterhalen of het al geschreven was voor het verzoek van Kentering. Waarschijnlijk niet, te oordelen naar het antwoord van Elburg. Hij spreekt over 'iets waar opeens een typisch Zeeuws beeld centraal staat.' Het gedicht 'tok. tok' echter staat vol beelden die aan Zeeland refereren. Waarschijnlijk heeft het verzoek om een Zeeuws gedicht Elburg verder geïnspi reerd tot de voltooiing van het typisch Zeeuwse beeld. De samenhang met de andere verzen van de bundel is niet makkelijk aantoon baar. Trouwens de coherentie van de hele bundel is problematisch. Elburg spreekt zelf in zijn brief van een cyclus. In de uitgave is de benaming cyclus weggelaten. Wel zijn er enkele uiterlijke aanwijzingen die het cyclische karakter doen veronderstellen. Geen enkel gedicht nl. draagt een titel. Verder zijn er herhalingen in het woordgebruik aan wijsbaar, hoewel dat amper een argu ment is voor cyclische herhaling. Wel zijn er aanwijzingen dat de dichter voortdurend een loopje neemt met zich zelf en de lezer, 'ik zwets maar wat.', 'ik Ballustrada 15

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 1996 | | pagina 63