vrouwen nodig voor de was en om te koken, zei hij. "Ik eet veel en ik maak veel vies," zei hij. "En als ik ze niet krijg word ik homo." Weliswaar wist zijn oom niet wie dat was maar het klonk zo drei gend dat hij zijn neef zijn zin gaf. Twintig vrouwen werden aan het gevolg toegevoegd en de lange avonden en de stimulerende werking van eb en vloed zorgden er voor dat in korte tijd de bevolking op de eilanden in aantal drastisch toenam. De polygame levensstijl van Archibaldus leidde ertoe dat de woningbouw op de eilanden danig werd bevorderd. Schilderachtige kerkdorpjes ontwikkelden zich tot metropolen met vastlopend kar- en paardenverkeer in de spits. De behoefte aan werk nam toe. Archibaldus had zich enigszins verkeken op de omvang van de problemen en raakte behoorlijk gestresst. Hij kon het niet meer alleen aan. Daarom ontwikkelde hij een soort democratisch bestel, een volksvertegenwoordiging die mee moest denken om de problemen op te lossen. Die volksvertegenwoordiging noemde hij parlement, naar het franse woord parler. Een soort praathuis dus. Daarmee dacht hij er uit te zijn, maar praten is één en doen is twee, en delegeren is drie. Het parlement mocht enkel praten over simpele kwesties, de belangrijke hield hij voor zichzelf. "Als jullie een tegelpaadje willen aanleggen jongens, ga je gang hoor," zei hij joviaal. Het parlement geloofde het dan verder ook wel en het praathuis werd het grootste café van het Zuid-Westen. Dat was dus huilen met de pet op. De redding diende zich aan op een donderdag. Bij heldere hemel. Archibaldus liep langs het strand de problemen te overdenken toen een bootje naderde. Hij liep er heen en een blonde vrouw stapte uit. "Ik ben Johanna," zei ze eenvoudig. "Dat komt goed uit," zei Archibaldus, "want die heb ik nog niet." "Die zal je ook niet krijgen als je niet meteen al die andere wijven de deur uitdondert," zei Johanna met een stem als een carillonnetje. Archibaldus was meteen van de kaart. "Wat een strak wijf," gonsde het in zijn hoofd. "Daar ga ik mee trouwen." Hij had er ook de leef tijd voor, dat moet wel gezegd worden. Ze trouwden en Johanna pakte meteen de zaken grondig aan. Ze sopte, poetste, kookte en stopte zijn pijp. En toen dat allemaal achter de rug was zei ze: "Zo, en nu gaan we regeren." "Lieverd," prevelde Archibaldus, "Ik ben er helemaal klaar voor." En Johanna ging aan het werk. Ze werd hoofd van het centraal planburo, noemde de eilandengroep waar ze woonden Zeeland, want behalve bij de pinken was ze ook nog dichteres. In het diepste geheim ontwikkelde ze plannen om van Zeeland een cultuurgebied te maken waar de 16

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 1997 | | pagina 16