Die kast dat was een huisaltaar
Jan van Riemsdijk
'Het leven is 777 verhalen tegelijk.' Dat zei Bert Schierbeek. Een war
hoofd, heeft men mij verzekerd, maar voor deze uitspraak blijf ik
hem dankbaar. Het leven van de eerste dieren was woordloze werke
lijkheid; pas toen het woord er was konden we gaan liegen en die
verduisteren. De 777 verhalen kronkelen door ons hoofd als in een
pot met pieren. Moderne onderzoekers vergelijken onze hersenen
graag met een computer. Maar wat vandaag in een computer zit, zit
er morgen nog. Terwijl de 777 verhalen in ons brein zich morgen
weer enigszins veranderd hebben. Ze laten zich soms opprikken.
Zwart op wit. Gebonden of ingenaaid. Zijn 776 soortgenoten fladde
ren in tuinen van vergetelheid.
In de boekenkast van mijn vader, die hij uit lange, zware planken
had getimmerd, stond een aantal boeken die op hun rug eenzelfde
motief presenteerden: een vogel met staande vlerken die uit een
vlam omhoog steeg. Dat was, zei vader, een mythische vogel. Dat
was de vogel Fenix, herrijzend uit zijn dood. Eindeloos vaak. En
de boekenreeks, want het was een reeks, heette 'De Onsterfelijken'.
Dostojewski, bijvoorbeeld. En Stendhal. Of Goethe natuurlijk, en
Dante. Mark Twain bijvoorbeeld ook. Ze stonden op een plank waar
ik niet bij kon. Dat komt later wel. Nu staan ze daar juist prima.
Mijn vader was bibliothecaris. Iedere ochtend reed hij op zijn fiets
vanuit de achtertuin de hei over, naar het station van Bussum. Daar
ging hij met de stoomtrein naar Amsterdam, waar hij bibliothecaris
was op de handels-economische leeszaal aan de Keizersgracht.
Die kast was enorm. Besloeg de lange wand van onze huiskamer, van
muur tot muur, van vloer tot plafond. Hij was ook niet open en
luchtig, zoals kasten nu vaak zijn. Die kast had een gordijn. Gordijn
was altijd open. Die kast was bijna zwart gebeitst. Alleen de gordij
nen waren licht, die had moeder gemaakt.
Maar eigenlijk is mijn verhaal een ander verhaal. Je zegt vader, je
zegt boekenkast, bibliothecaris, en zo was het ook, maar terwijl je
het zegt, voel je dat het anders was. Die kast dat was geen kast, maar
een huisaltaar. En vader was de priester. Na zestig jaar wriemelen
komt opeens een nieuw verhaal. Die kast dat was een huisaltaar.
21