van provincialisme en nationalisme, van individuele kleur en couleur
locale verwijderd.
Een zekere monotonie kan zijn debuut dan ook niet ontzegd wor
den. Bellamy onderkent zelf dit gevaar als hij besluit, waarschijnlijk
onder invloed van zijn vriend, de dichter Klein, al zijn vaderlandse
strijdzangen weg te laten. Hij is zeker geen dichter die de maatschap
pelijke realiteit ontvlucht, maar in zijn jeugdgedichten zijn Zee
land, Vlissingen en haar bewoners afwezig. Van de specifieke sfeer
van het grensgebied tussen land en zee, de overweldigende aan
wezigheid van zee en wolkenluchten, de couleur locale van een klein
pittoresk havenstadje, niets daarvan heeft zijn weerslag gevonden in
de idyllische pennevruchten van zijn debuut. Je kunt je afvragen of
Bellamy geen oog gehad heeft gehad voor de realiteit van zijn om
geving. Uit zijn brieven blijkt het tegendeel. Niet dat ze overlopen
van lofzangen op Zeeland en de natuur, maar hij blijkt gevoelig voor
de wisseling der seizoenen, het woeden der natuurelementen en
vooral voor het lot van zijn familie, vrienden en bekenden. In zijn
poëzie dringt daarvan amper iets door, ook niet in zijn latere vader
landse gedichten. Daar heeft het idyllische plaats gemaakt voor het
opgeblazen gevoel van vaderlandsliefde en nationale trots. Hoe op
recht deze gevoelens ook zijn, ze leveren zelden iets anders op dan
snorkende retoriek, althans geoordeeld naar huidige maatstaven.
Om het bezingen van die actualiteit, die voor ons alleen nog histo
risch interessant kan zijn, heeft de tijdgenoot van Bellamy de grote
Zelandus bewonderd.
Onze waardering geldt alleen nog zijn liefdeslyriek.
Kuschje (nr. 27)
Gevoeld gij ook, mijn Fillis,
Wanneer wij zaamen kusschen,
Uw hartje sneller kloppen?
Wanneer ik met mijn lippen
Uw zuigend mondje naake,
Dan is het of het hart mij
Ten boezem uit wil vliegen.
Dan spreidt een driftig vuur zich,
Op 't snelst, door al mijn leden.
Dan druk ik, beevend, trillend,
U in mijn klemmende armen.
31