De dichter Bellamy klank van oprechtheid en authenticiteit. Het vers is doorzichtig en helder geworden. Het bruist en schuimt niet als een woedende stroom, maar het meandert helder spiegelend door zachtglooiend landschap. Bellamy laat zich niet inspireren door het onstuimig wisselend getij van de Schelde, maar door een lieflijk stroompje, waarvan lectuur, verbeelding en literaire mode de bronnen zijn. De zeventiende- eeuwse dichter Huygens zou het gedicht te simplistisch hebben gevonden. Vernuftig woordspel is voor hem het hart van de poëzie. De dichter van de negentiende eeuw zou het te oppervlakkig vinden omdat het niet doortrokken is van 'Passie, Verdoemenis en Trots', hoewel de dichter van deze regel, Willem Kloos,de dichters van de achttiende eeuw door 'een daad van eenvoudige rechtvaardigheid' in een bescheiden ere herstelde. Is Bellamy de dichter van het simpele geluk? In de achttiende eeuw, waarin men aannam te leven in de beste van alle werelden (Leibnitz) en men nog geloofde in de oorspronkelijke goedheid van de mens (Rousseau), was geluk voor de mens een haalbare kaart, althans in theorie, en kon de dichter zich ongestoord overgeven aan zijn geïdealiseerde wereld. Dit simpele geluk is dan ook alleen gediend van het simpele woord en de herhaling ervan - niet bij hoog en laag, maar eerder gefluisterd en gestameld. Het gedicht hoort meer thuis in het domein van de stilte waar het zich zacht herhaalt, aandachtig lispelend. De rationele taalspelen van de Renaissance zijn uitge speeld, de slepende klank van psalm en loflied, en de stem van moraal en deugd zijn verstomd. Wie is deze dichter die zo onverwacht een nieuw geluid in de Neder landse poëzie laat klinken? Het klinkt niet zo klaterend nieuw als de stem van Gorter honderd jaar later, 'als het gefluit dat ik vaak hoorde voor een zomernacht, in een oud stadje langs de watergracht-'. Bellamy heeft geen aandacht voor de betoverende schoonheid van de aarde, geabsorbeerd als hij is door het zinnelijk genot van de erotiek. Hem is het proeven en smaken van de mond en de boezem van de geliefde voldoende. Niets anders heeft zijn interesse. Hij toont zich een volmaakt toegewijd minnaar. In het bedrijven van de liefde kan niets hem afleiden, zelfs de individualiteit van de geliefde speelt 34

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 1997 | | pagina 34