De sirenen van Helgoland
Jan j.B. Kuipers
Tegen de avond staat hij aan dek:
gemanicuurde handen op de reling,
om zijn polsen de smetteloze ketens
van zijn rang.
Snauwen kan hij nog, vooral vervaarlijk zwijgen;
zijn ene oog gericht op plafond
of absolute hemel,
het andere bars en panisch langs je heen.
Eens hoorde ik hem bevelen in de telefoon:
"Start the film now,
- het was windkracht zeven tot acht -
"nobody is coming."
Op het koude promenadedek speurt hij
vruchteloos naar haar verre banken,
haar lokroepen en zwakke feestgedruis.
Tweehonderd Filippino's onder zijn bevel;
maar hij is allang te Westwaarts immers,
doof voor elk joyeus rumoer,
zelfs in een dode taal.