Hij klinkt niet tussen de jongens in de warme huizen van de stad. Hij is niet op de lippen van de mannen die de plaats verlaten, vluchtend voor de brand die in hun zinnen woedt. Helgekleurde vogels schrijven boven het Dal van de Wateren na de regens soms de tekens in het groen en in het blauw. Ver naar het Noorden trekken ze uit keer en wederkeer in het natte zand hun spoor. De koude oever etst een naam, geen vloed reikt hoog genoeg dat hij de tekens wist. Weinig is geschreven over de naam Yuranan. Hij is genoemd, maar woorden zijn er niet. Het is niet veel; zeven tekens boven de stilte. Ik vind het een boeiend staaltje poëzie. Het gedicht toont verwantschap met de ontkennende omschrijving van God die we zowel in de oosterse als westerse mystiek aantreffen. De via negativo. God is enkel een naam, de rest is waan. Neti, neti, zegt het hin doeïsme over God; hij is niet dit en niet dat. God is enkel een naam. Maar juist door alles wat God niet is op te ruimen, maakt de dichter de weg vrij om door te dringen in het hart van het mysterie. Dan kan hij openstaan voor de sporen van tekens die soms te vinden zijn in de vlucht van vogels en in het natte zand van een rivieroever. Geen vloedgolf is hoog genoeg om die tekens uit te wissen. Yuranan, misschien een andere naam voor God. Tot slot het laatste gedicht uit de bundel. Het heet 'Varanasi'. Weer geen toelichting over de betekenis. 33

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 1997 | | pagina 33