een vijftal gedichten van hem. Het eerste is.een treffend totaalbeeld van Zeeland, dat het land in enkele regels tot de kern reduceert. Het paradoxale daarbij is dat het landschap eigenlijk geen kern heeft. De getijden, het licht, het water, de contouren, alles vloeit in elkaar over. Alles is ruimte en weidsheid, geen inlijning, maar uitlijning. Het woord 'uitgelijnd' is dan ook het kernwoord van het gedicht. Zeeland Altijd eb en vloed zo vlak en onbeschreven maar - af en toe - volmaakt belicht en uitgelijnd uiteengedreven Dit gedicht speelt het klaar om deze niet in te lijnen ruimte waarin alles uiteengedreven lijkt, toch in te lijnen in vijf regels die het to tale wezen van Zeeland samenvatten. Als Andréas Oosthoek geen Zeeuw was, was hij een Japanse haiku- dichter of -tekenaar die met enkele schaarse lijnen een wereld van harmonie en evenwicht suggereert. Een overtuigend voorbeeld daarvan is het gedicht: Met Hopper aan Zee Van de stenen brug vier bomen sturen veertjes in de lucht, een lampion in de wind om het huis, een rode jongen zonder vragen, twee botte boten zonder haven, de klok aan de muur. Zo stil zal het nooit meer zijn. Het opvallende in dit landschap is dat alles er telbaar aanwezig is. Er staan vier bomen, er is één lampion en één rode jongen, er staat één huis, er liggen (of varen) twee boten, er hangt een klok aan de muur. We weten niet of de klok loopt of stil staat, maar de stilstand in deze momentopname suggereert de universele aanwezigheid van 35

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 1997 | | pagina 35