Infantiele gedichten de tijd. Juist de telbaarheid van de aanwezige objecten suggereert hun ontelbaarheid. Er zijn nog veel meer voorwerpen en mensen te bedenken die het landschap zouden kunnen stofferen, maar juist hun geringe en schijnbaar toevallige aanwezigheid zijn tekens van het universeel aanwezige. Hun geringheid schept de stilte en het evenwicht tussen de dingen. Misschien staat de klok aan de muur stil, maar als hij zou tikken zou hij de stilte hoorbaar maken. Zo stil als in dit tot haar essenties gereduceerde landschap zal het nooit meer zijn. Een sluitender pleidooi tegen de bewering dat een gedicht open moet blijven, is niet denkbaar. Hier is sprake van een volmaakte af ronding. Er zijn gedichten die op het eerste gezicht bijna infantiel lijken. Ze zeggen wat iedereen zou kunnen zeggen. Er lijkt geen dichter voor nodig om dergelijke simplistische uitspraken te doen. 'Hoe grijs zo groen kan zijn' uit het gedicht 'Seizoenen' is zo'n regel. Je zou het gedicht fundamenteel simplistisch kunnen noe men. Je zou kunnen stellen dat het gedicht is gemaakt van verwon dering. Er is geen sprake van diepzinnige gedachten, nog minder van diepe gevoelens of verheven stemmingen. Ten aanzien van de seizoenen zijn die al in enkele eeuwen (romantische) poëzie uitput tend aan bod geweest. Het mag een nostalgisch genot zijn om de stemmingsgedichten van Kloos te herlezen of om museumzalen vol samengebrachte Koekoek's stemmig te ondergaan, voor de huidige dichter is die diepzinnige gedachte of die verheven stemming geen materiaal meer voor poëzie. Het enige materiaal waar hij over beschikt is de taal. Intussen is dat een waarheid als een koe. Met taal kan hij alles, natuurlijk ook denken en voelen, maar zijn enige opdracht is om er poëzie mee te maken. Voor mij als lezer is het in elk geval waar dat de dichter niet met zijn stemmingen tussen het landschap i.e. de seizoenen, en mij gaat staan. Hij signaleert alleen objectief hoe het 'landschap' van ochtend tot middag, tot avond, verandert en in deze wisseling de gang der seizoenen a.h.w. laat raden. Als er al van stemmingen sprake is dan is het die van verwondering die zich tot vier keer toe 36

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 1997 | | pagina 36