Enkele jaren later liep ik op één van die paden op de hellingen
van de Mont Ventoux waarvan je nooit weet waar ze heen leiden.
Het was in de buurt van de Combe de Curnier, waarvan ik dikwijls
afbeeldingen had gezien in toeristenfolders van de streek. Zonder
twijfel de mooiste combe van de omgeving. Op enkele stukken was
het voor een volwassen persoon niet mogelijk rechtop te lopen en
corpulente wandelaars konden op bepaalde plaatsen nauwelijks
passeren. Op een brandpad was ik een schaapherder tegengekomen.
Veertig schapen en wat bruine geiten liepen voor hem uit. Op
enige afstand schatte ik hem oud. Veel ouder dan hij in werkelijk
heid zou zijn. "Leuheu?" en hij keek mij vragend aan. Tanden had
hij niet meer en een kunstgebit was kennelijk nooit in overweging
genomen. Met enkele ongecontroleerde klanken probeerde hij de
tijd te weten te komen. Daarbij wees hij op z'n pols.
In het begin van de jaren zestig was ergens in de Provence een
school voor herders opgericht. Romantische zielen lieten Parijs en
andere grote steden achter zich en vestigden zich voor enige prak
tische scholing in de Midi. Van weinig geld werd begonnen met
een paar dieren en zo bouwden ze in de loop der jaren een kudde
op. Mijn herder was waarschijnlijk zo iemand. Een volkomen ver-
6