Het geluid van brekende takken en vallende keien deed me op schrikken. La béte dans la jungle? Een everzwijn? Dan zou het een groot beest zijn. Aangezien ik had horen vertellen dat die dieren wanneer ze jongen hebben nogal gevaarlijk kunnen zijn, had ik de schrik te pakken. Ik stond op, gereed om het op een lopen te zetten terwijl het geluid dichterbij kwam. Over hét geitenpad kwam het geweld aangestormd. "V.T.T. a louer" had ik beneden in het dorp gelezen. Ik had me er een beetje aan geërgerd. Dit had ik echter niet voor mogelijk gehouden. Hij kwam recht op me af en ik kon nog net opzij springen voor deze vététiste in zijn fluorescerend blauw en rode pak met valhelm en overige attributen. Een oog verblindende kleurenvloek schoot langs me heen. In de stofwolk die om de natuurbarbaar hing las ik op zijn rug in gifgele letters "Mistral". Hij verdween in het dorre groen waaruit nog over lange afstand stofwolken opstegen. Enigszins van de schrik bekomen vervolgde ik mijn wandeling. In de verte zag ik enkele deltavliegers afdalen naar Bedoin. Er stond waarschijnlijk tekst op hun vleugels. Tekst in fluorescerende kleu ren. Ik koesterde mijn voldaan gevoel en ik fantaseerde over hier en vroeger. Over hoe mensen in de landen rond de Middellandse Zee misschien hadden geprobeerd de potloodlijnen op de vleugels van biddende slangenarenden te ontcijferen. 8

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 1997 | | pagina 8