dwaalden Johans gedachten terug naar het werk van die dag. Hij had iets gedaan met een contract, dat herinnerde hij zich nog heel duidelijk. Maar wat voor een contract was het geweest? En wat had hij er in hemelsnaam mee uitgevoerd? De gezichten van collega's zwommen aan zijn geestesoog voorbij als goudvissen in een ronde kom; een lachspiegel die parodieën van gelaatsuitdrukkingen toon de. Grijnzen, peinzen, staren, lachen. En dat alles tegen een grijze achtergrond, waarin bureaus, archiefkasten en beeldbuizen zich vaag aftekenden. Johan probeerde zich te herinneren waar die col lega's mee bezig waren geweest, in de hoop daarin een sleutel te vinden voor zijn eigen activiteiten, maar hij kwam niet verder dan het vage besef dat het allemaal heel commercieel was geweest. "José had een nieuw merk crème ontdekt. Uit Italië. Niet zo fronsen schatje, daar krijg je rimpels van. Straks denken ze nog dat ik met een oude man ben getrouwd. Nou, ze was er zo lovend over, dat ik het ook heb gekocht. Ze zag er ook heel goed uit. Behalve haar kleren. Ze had weer die afzichtelijke bloemetjesjurk aan. Je weet wel, die ze vorige week op de borrel bij Frits ook droeg. Je moet trouwens niet zo smakken lieverd. Hoe kan ik de kinderen fatsoen bijbrengen als jij een slecht voorbeeld geeft. Ik heb het toch al zo druk." Van beide kanten klonk het gegrinnik van de kinderen. Johan draaide zich naar zijn zoon om hem te berispen, maar ontwaarde slechts een schimmige gestalte. Alsof hij niet in staat was zijn ogen te focussen. En ook zijn dochter was niet méér dan een mistige vlek. Alleen zijn vrouw recht tegenover hem bleef scherp zichtbaar. Haar ogen flitsten heen en weer - van haar bord naar hem, terug naar haar bord, naar zijn dochter, naar het plafond - en haar mond was voortdurend in beweging. Maar op het tikken van de klok aan de muur na, drong geen enkel geluid nog tot Johan door. Johans nekspieren verkrampten en zijn hart begon voelbaar tegen zijn ribben te bonzen. Plotseling beukte een zwarte vloedgolf van paniek tegen zijn onbeweeglijkheid. Even balanceerde hij op het slappe koord van zelfbeheersing, toen stond hij met een ruk op. De bons waarmee zijn stoel tegen de grond kletterde. Het gerinkel van glazen en borden, veroorzaakt door zijn ongecontroleerde bewe ging. Het drong allemaal nauwelijks tot Johan door. Als in een droom liep hij naar het midden van de kamer en keek verwezen om zich heen naar de strakke meubels en witte muren, de schilde rijen van de kunstuitleen, reproducties van Van Gogh, enkele bos- 11

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 1997 | | pagina 11