waar al die wel goede dichters zijn, waartegen mijn werk wordt af
gezet. De hele Nederlandse poëzie is, als je het mij vraagt, onder
hevig aan zo'n massale achteruitgang gepaard aan een soort morele
herbewapening, dat we nu al vóór de oorlog zijn aangekomen. Het
lijkt erop dat mijn poëzie ongeveer de enige moderne poëzie is die
er overblijft. Ik zet de revolutie van de vijftigers voort, waaraan
mijn taalbehandeling en mijn wereldbeeld van een toevoeging tot
een primair bestanddeel zijn geworden. Verder krijg ik steeds meer
de indruk dat de dichtkunst centraal geleid wordt, dat er als het
ware een aantal regels is uitgevaardigd, die de postbode heeft ver
zuimd in mijn bus te doen. Het is in de Nederlandse poëzie bijna
weer net zo gezellig als in de jaren '40, we zijn de vijftigers en de
zestigers bijna helemaal vergeten. Alleen ik ben een vreemde bijt in
de eend. Bij mij beantwoordt het gedicht nog alleen aan zijn eigen
wetten, en met voorschriften ex cathedra heb ik niets te maken. Ik
zei: net zo gezellig als vroeger, maar ik vergat er aan toe te voegen:
net zo dodelijk saai en oninteressant. In perioden van regressie - en
ik heb er nog nooit eentje meegemaakt die zover gaat als deze -
komen altijd een bepaald soort mensen bovendrijven. Dat geldt
voor de hele kunst - in tijden van vernieuwing zijn ze in geen
velden of wegen te bekennen, de critici, de ambtenaren, de
museumdirecteuren, de redacteuren bij uitgeverijen, de voorzitters
van stichtingen, de poëziefestivalorganisatoren, de matigen en
gematigden. Dan hebben ze het immers veel te druk met het af
wegen welke koers ze zullen gaan varen. Zijn ze vóór de nieuwe
kunst of ertegen. Zouden ze gokken op die-en-die of niet. Ik heb
het zelf allemaal meegemaakt - de vernieuwer in kwestie is dé man,
zelfs als men het met zijn richting helemaal niet eens is. Maar dan
komt er een periode, dat er niet zo'n uitgesproken beweging gaande
is. Wat niet wil zeggen dat er geen belangrijke kunst wordt ge
maakt, maar ieder werkt voor zichzelf, en dan komt het tweede en
derde garnituur en neemt de zaak over. En wee het gebeente van de
vernieuwer, die dan nog steeds actief is. Het gevoel van gieren. Het
lijkt wel of ze zich voeden met je melancholie. De wet van Buys
Ballot, ook een Zeeuw trouwens: alle winden storten zich als van
zelfsprekend in het gat dat ze daar voelen. Dat maak ik nu mee,
al is er geloof ik wel een kentering. Zo werd ik net gebeld door
een mevrouw die op Verhagen promoveert. Die was beleefd, aan de
telefoon "Dat ik u nu zelf aan de telefoon heb." Ja, want die
heeft mijn werk bestudeerd, dus die is niet zo respectloos. Maar de
17