Lezen wat er staat André van der Veeke Uit de nieuwste bundel Brekend Vergezicht van Hans Verhagen heb ik vrij willekeurig een gedicht gekozen: (Op je eentje) Toen je een tijdje op je eentje was gingen je ogen open- je keek naar 't vrije zeilen van het firmament en zag dat het een beetje op je leek- dat het zelfs lachwekkend op je leek, zoveel, zag je. Hoe erger het je duizelde, des te helderder het werd: het uitspansel, dat was je zelf, ook als je jezelf niet was. Door een haag van hoongelach kwam je te weten dat het goed was wat je deed Doe je niets, dat weet je, dan wordt het nog beter. Moet ik om dit gedicht te kunnen waarderen me op de allereerste plaats afvragen: wat bedoelt de dichter nu eigenlijk? M.a.w. moet ik de boodschap uit het gedicht destilleren, los van de specifieke vorm? Waarschijnlijk niet. Als ik het toch doe is het niet meer dan een noodzakelijke fase binnen de verkenning van dit gedicht, om het eens op zijn zondags te zeggen. De methode die ik hier toepas is een flauwe schoolmeesterstruc (close-reading). Ik, exegeet/koffiedikkijker, doe net of ik nog nooit een gedicht gelezen heb. Ik ga enkel lezen wat er staat. Eerste strofe: Een man kijkt omhoog en wat ziet hij? Het firmament. Wat ziet hij nog meer? Veel. 47

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 1998 | | pagina 51