"Hoe kan jij mij nou interviewen?" vraagt hij, als hij ziet dat ik
onze lotgevallen van deze dag op een zakformaat bandrecorder wil
registreren, "weet je dat ik vreselijk de pest heb aan interviews?"
Gebiologeerd door de piepkleine Sony dreigt hij er verder het
zwijgen toe te doen. Ik vind het nogal komisch dat de bekende tv-
interviewer Verhagen, die gewend is met hele crews en opzichtige
recorders en camera's te werken, nu terugdeinst voor zo'n schamel
werktuigje. "Het is echt zo," zegt hij, "ik vind geïnterviewd worden
vreselijk. Vaak lui ik dan ook maar een eind weg. Maar jij hoeft me
immers niet te interviewen? Je weet toch alles al?"
Even later begint de recorder rare geluidjes te maken, zacht gekraak
en gesis. Het apparaat stopt ermee, een van de verse Philipsbatterij-
tjes blijkt onder Verhagens boze oog lek geraakt en ons tochtje
wordt niet langer opgenomen. Hans is opgelucht. We rijden langs
de duinen naar het noorden. Over de geestgronden. Bij Bergen
wijst hij op een laan: "Daar liepen we op een dag, Conny en ik, je
vindt dat beeld terug in Duizenden Zonsondergangen:
We bevonden ons in 't bos,
witgekroonde hoofden bogen over ons,
geen woord dat we verzwegen ging verloren
te horen enkel het gekras van ijzers
over vijvers, eeuwen geleden dichtgevroren.
Hij vertelt over een vrouw, ze woont ver van Amsterdam vandaan
en ze schreef hem dat ze de nieuwe bundel al had gelezen. De her
drukken van de voorgaande bundels Rozen Motoren - 1963, Ster
ren Cirkels Bellen - 1968 en Duizenden Zonsondergangen - 1971) die
sinds 1981 bij de Bezige Bij zijn verschenen, had ze ook gekocht. Ze
schreef: "Ik zou je graag ontmoeten, maar wees niet bang, ik zal je
niet lastig vallen. Ik zal niet opbellen, ik zal ook niet aanbellen, ik
zal alleen zachtjes langs je huis lopen." Hij kijkt nadenkend voor
zich uit. "Zoiets gebeurt uitsluitend op basis van die poëzie," zegt
hij, "vooral vrouwen reageren op mijn poëzie."
In het landschap boven Camperduin, met de strakke dijk en de
plassen, herkennen we dat van Walcheren bij Westkapelle, waar we
lang geleden grappen maakten over dichtregels van A. Roland Holst
als: "Ik kon vannacht niet slapen, zo heb ik gesmacht - naar de enige
aardse stem die mij nog kan verlossen: - naar dat groot aangaan van de
zee bij de Hondsbossche - de lange wering in het noorden van de nacht.
52