"Jaah, het was uit den boze, voor ons, om bijvoorbeeld Roland
Holst mooi te vinden," zegt Verhagen, "terwijl hij wel heel mooi
was! Winter aan Zee, bijvoorbeeld, ook veel andere gedichten van
Roland Holst, daar ben ik een groot liefhebber van, maar dat wilde
je toen niet zo erg weten voor elkaar omdat we met de experimen
telen bezig waren, met de allermodernste schilderkunst en met de
nieuwste jazz. Voor ons was dat allemaal heel bevrijdend, want we
kwamen uit nogal keurige sferen. Jouw vader christelijk architect in
Middelburg, de mijne een liberaal notaris in Vlissingen Die vrij
heid van Cobra en de Vijftigers, die sprak ons natuurlijk erg aan.
Dat was fantastisch!"
Hij werd leerling-journalist bij de Provinciale Zeeuwse Courant -
waar ik niet veel later ook terecht zou komen - en maakte er voor
zoiets saais als de beursberichten eigenwijze koppen als 'Damrak
glimlachte flauwtjes'. Na een korte periode van copy-writing bij een
reclamebureau in Rotterdam werd hij eindredacteur bij het Alge
meen Dagblad. De mistroostige jaren vijftig liepen ten einde. We
werkten en als we elkaar zagen gingen we naar de jazz-sociëteit,
zwierven we met oude auto's langs de café's van het eiland en wan
delden we langs de zee. Uit die tijd dateert zijn oudste, in druk ver
schenen gedicht, Zonsondergang '58:
Vanzelfsprekend: wonden op je neergezaaid, regen in zee,
een vuistslag, en vogels, vogels op je oren, meestal
met een goede boodschap. Dit gedicht verplettert dit.
Begin 1960 vertelde hij mij dat het slecht ging met zijn moeder -
een innemende vrouw met kordate pas voor wie ik van meet af aan
veel genegenheid had gevoeld - ze had kanker. "Ik ben voor galg
en rad opgegroeid, dat hoorde ik altijd weer van iedereen," zegt hij.
"Dat gedicht Zonsondergang '58 wilde ik publiceren, dat moest mijn
debuut worden. Ik ging naar Amsterdam en bracht het naar Gerrit
Kouwenaar, die in de redactie van Podium zat. Kouwenaar woonde
boven Café Welling. Zeer verlegen kwam ik daar en Gerrit, die zat
te vertalen of zo, die was duidelijk geïrriteerd en deed wat kortaf,
wat ik me goed kan voorstellen, want daar kwam weer zo'n blaag
met verzen. "Ik zal het bestuderen," zei hij. Korte tijd later belde
Han Lammers, die toen ook in de Podiumredactie zat, naar Vlis
singen, om te vertellen dat het gedicht zou worden gepubliceerd.
53