1998
Bezoek
William Rothuizen
Iemand gaf mij enige tijd geleden een grappig fotootje. Het was
gemaakt tijdens de opening van een tentoonstelling van mijn zoon
Jan. Er staan twee jonge mensen op, ze kijken naar twee oudere, in
geanimeerd gesprek gewikkelde mannen: het zijn hun vader
William en een van diens beste vrienden, Hans. Dochter en zoon
kijken geamuseerd. Ik vraag me af wat er op dat moment in hun
hoofden omging.
Voor mij roept die foto veel op.
Eind april. Een tijd geleden dat ik Hans voor het laatste zag. We
spreken af, er zijn heel wat nieuwe schilderijen die ik moet zien.
Een middag met onverwacht veel zon. Zijn huis biedt zich op een
moedeloos stemmende mobiliteit: duizenden mensen drommen
zonder ophouden het Centraal Station in en uit, bussen draaien
rondjes.
Hans offreert een cappuccino-shake en houdt een monoloog over
poëzie en vooral over poëziecritici. In oktober schreef hij mij: "Wat
voor jou en zovele anderen helder en ingrijpend is, is voor hen on
begrijpelijk."
De gangbare, zo gedweeë poëziekritiek in dit land heeft tegenwoor
dig weinig ruimte voor de dichter Hans Verhagen. Hij valt buiten
hun orthodoxie.
Vloekende kleuren bestaan niet - niet wat het oog bereikt,
maar wat de mond misprijst beperkt het leven van de mensen hier
lees ik in het manuscript van zijn nieuwe bundel 'Brekend Ver
gezicht'. Vanuit het eigen onvermogen vertoont een criticus wel
vaker de pedanterie het leven te beperken; zo haalt hij zijn gram.
Maar dat wisten we al. Verderop in het manuscript lees ik:
Stof tot denken
zou je denken,
maar je denkt: denken tot stof.
Zulke regels lees ik met een immens plezier. Ha, daar is Hans! denk
ik dan. Ik herken weer veel.
67