Café de Eeuwigheid jean-Paul Franssens Ik heb een tijd aan de rand van de Bijlmer gewoond. Vlakbij Abcoude. Ik had er direct mijn stamcafé, café 'de Eendracht'. Daar kwam ook Jan Spierdijk, afgewezen toneelcriticus van de Telegraaf. Een vriendelijke drinker die heel erg op jenever leek. Alles was een beetje sterke drank aan die man. Hij vertrouwde me toe dat Eelke de Jong en Rijk de Gooyer zijn huwelijk op hun geweten hadden. De Jong was gelukkig dood en De Gooyer had zijn straf ook gekre gen, want die was op zoek naar witte muizen, midden in de nacht van zijn dak gevallen; toch goed voor zo'n half jaartje revalideren. Hans Verhagen zocht mij in 'de Eendracht' op. Daar aten we stamppot. Verhagen beschikt over een enorme eetlust. Alles werd opgegeten. Als toetje bestelde hij na een gigantische ijssorbet te hebben verorberd, nog Dame Blanche met extra veel warme, ge smolten chocolade. Hans Verhagen is een notoire te-laat-komer. Die komt soms weken, ja zelfs maanden te laat. Ik zat al een dik uur op hem in 'de Eendracht' te wachten, toen hij in verfomfaaide toestand met een verwilderde blik en natte knieën het café betrad. Ik maakte, met een soepel verwijt in mijn stem, een opmerking over zijn uitblijven. Hans vond dat je in café 'de Eeuwigheid' toch alle tijd had. Wat was er gebeurd? Hij had een afspraak gemaakt met Jan Spier dijk voor een interview over zijn laatste bundel. Een radiointerview dat ten huize van Spierdijk zou worden opgenomen. Maar hij had Spierdijk laten zitten. Toen hij uit het station van Abcoude kwam, herinnerde hij zich dat Jan Spierdijk in de Stationsstraat woonde. Een lange straat van het station helemaal naar het centrum. Stel je voor dat Jan Spierdijk voor zijn raam stond, over de heg van zijn tuin naar buiten zou kijken en hem zou zien? Stel je voor dat die Spierdijk hem achterna zou komen om hem ter verantwoording te roepen, dat mocht niet gebeuren. Daar kon hij, vooral bij dit regen achtige weer, niet tegenop. Dus hiermee was zijn toestand ver klaard. Hij was namelijk het hele stuk vanaf het station tot hartje dorp, langs de heggen en hagen komen kruipen. "Moet je mijn broek zien. Kleddernat en doorweekt." Ik had Spierdijk al die tijd aan de bar zien zitten. Rode neus. Rode blosjes op de wangen. Wat deed die trouwens raar. Waarom zo'n ferme sprong gemaakt naar de leestafel? Waarom zich zo te ver- 44

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 1998 | | pagina 48