voortijd der Scandinaviërs'; hier bezielde hem een oorspronkelijk
vuur, dat hem in strijd bracht met de vastgestelde kunstwetten.
Staring was de zoon van het Noorden, 'schokkend en voortschie
tend als de Noorweegsche bergstroom'.
Ondanks alle dreiging en degeneratie was er daarom nog hoop.
Eerlijkheid en goede trouw behoorden tot onze volksdeugden; het
Huisgezin vormde nog de grondslag der samenleving, Orde en Maat
werden nog gehuldigd. Als wij aan deze beginselen vasthielden was
voor Nederland een edele toekomst weggelegd en zou eenmaal, 'ge
lijk vroeger, van hier uit een nieuw en krachtig leven opgaan in het
zieke Europa'.
Van Eedens opmerkingen over vreemde elementen die onze natie te
gronde dreigden te richten vielen in zijn dagen zoals gezegd niet uit
de toon. Toch zijn er wel kiemen van het latere rechts-radicalisme
in 's mans denken te herkennen: namelijk Van Eedens nogal mega-
fone verheerlijking van het Germaanse verleden, gepaard aan natio
nalisme en een op superioriteitsideeën gebaseerd rassendenken. Hier
wil ik overigens niet gesignaleerd worden met een politiek-correct,
belerend vingertje. Beweringen in de trant van Sietske Altink
(De mythe van de minderheid, 1985), die bijvoorbeeld zegt dat het
door Fichte gepropageerde politieke systeem 'vooruitliep op het
spaghetti-socialisme dat Mussolini later als corporatisme en de Duit
sers als het nationaal-socialisme presenteerden', zijn al te gemak
kelijk. Niet minder dan Van Eeden zelf projecteerde Altink in haar
boek de eigen normen op het verleden, daarmee hardleers, bladzij
na bladzij, het historiografische paard achter de kar van het linkse
fatsoen spannend.
Immers: liberalisme en nationalisme gingen in een groot deel
van de negentiende eeuw nog hand in hand als moderne burgerlijke
ideologie. Van Eedens 'vreemdelingenhaat' baseerde zich daarbij
niet eens op de nog jonge, destijds als wetenschappelijk aange
prezen rassentheorieën. Deze leek daarentegen spontaan ingegeven
door een diep romantische onvrede met het hier en nu, en mis
schien door dat typisch westerse cultuurpessimisme dat al klonk in
de voorzeggingen van antieke sibillen: vroeger was alles beter want
authentieker - en dat was vroeger ook al zo. Joden waren bij Van
Eeden de sleetse en conventionele zondebokken die de buitenwereld
13