eens verweten dat hij van de vorm een godheid maakte die hij aan
bad." De vormen spraken dus: als botanicus bleek Van Eeden eerder
dichter dan analytisch waarnemer. Hij projecteerde en personi
fieerde naar hartelust. 'In het riet ligt een uitdrukking van majesteit
en ironie'; er zijn 'schurkachtige' en 'aristocratische' planten (twee
gescheiden categorieën!), 'tragische oorden' en 'heiligdommen der
natuur'. Zijn natuurbeschouwingen en -beschrijvingen genereren
uiteindelijk een beeld dat uitsluitend naar zichzelf verwijst: ons
leven is een vluchtig schijnbeeld van de natuur, maar de natuur
en haar landschappen zijn op hun beurt een spiegel van ons ge
moed. De Zwitserse filosoof en dichter H.F. Amiel wist het al in
1853: 'Un paysage est un état d'ame.'
Aantekeningen
Deze bijdrage is een in belangrijke mate herziene versie van "In het riet ligt een
uitdrukking van majesteit en ironie'. F.W. van Eeden sr en de eeuwige Maat der din
gen', dat ik publiceerde in Optima; cahier voor literatuur en boekwezen 7(1989)3,
271-280.
Het oorspronkelijk in twee delen verschenen Onkruid bundelde eerdere bijdragen
in Album der Natuur en jaarboekje der Maatschappij tot Nut van 't Algemeen. Het
boek bevat achtereenvolgens beschrijvingen van de Hollandse duinen (1866), de
bossen van Kennemerland (1867), de Aardenhout (1878), de bossen van Brede-
rode (1879), de Binnenduinen (1880), de omstreken van Alkmaar (1872) (dl. I);
Texel (1867), de Lochemse berg en omgeving (1872), de Veluwe (1880), Sal-
land (1885) en Terschelling (1885) (dl. II). De beschrijving van de Lochemse
berg is nog eens afzonderlijk uitgegeven te Lochem (1984). Van Eedens schetsen
in het Nieuws van den Dag werden gebundeld in De koloniën op de Internationale
Tentoonstelling te Amsterdam (Haarlem 1884). De necrologie van Van Eeden door
M. Greshoff verscheen in Eigen Haard 1901, 325 v.v.; zijn bibliografie werd afge
drukt in het Bulletin van het Koloniaal Museum te Haarlem nr. 25, 1901
Het humoristische dichtgenootschap 'Democriet' recruteerde zijn leden uit de
hogere middenklasse; een belangrijk lid was A. Loosjes Pz. Veel leden waren
doopsgezind en behoorden in de eerste jaren van het bestaan van de vereniging
tot de Patriotten.
Het artikel van C.A. Kalmeijer, 'Nehalennia speciosa, Charp. (en Alchemilla vulga
ris L.)' verscheen in Westerheem XXVII(1978)nr. 3, 141-145; zie ook J.J.B. Kuipers,
'F.W. van Eeden Sr. en Nehalennia's manteltje', Nehalennia all. 68, 1987, 2-8.
16