Gideon doet hem na, en grinnikt, Dan zwijgen we weer. Ik werp
steelse blikken op andere rokers in de ruimte: hoe houden ze hun
sigaret vast, hoe trekken ze eraan, hoe blazen ze de rook weer uit -
ik moet het leren.
Als de band aan de soundcheck begint gaan we naar de grote zaal,
om ook daar als eersten een plek te veroveren. Achterin gaan we
zitten, bovenop de aan de kant geschoven tafels, zodat we overzicht
houden. Met z'n drieën op een rijtje, stil toekijkend hoe de band
leden aan hun instrumenten prutsen. De zaal is groezelig wit. Op
de vloer zwarte strepen - as vermengd met bier; nog van gisteren.
Ik voel de alcohol in mijn hoofd kloppen. Misschien moet ik nog
een sigaret roken, om weer wakker te worden. Eigenlijk verveel ik
me. Als ik even opzij kijk zie ik dat Gideon leeg voor zich uit zit te
staren. Erwin pulkt aan zijn gezicht. Ik vraag me af wat er in hen
omgaat; of zij zich ook vervelen, of dat dit het eenvoudig voor ze
is; misschien ben ik wel de enige die meer verwacht, die zich niet
kan voorstellen dat dit alles is. Het is alsof we altijd alleen maar
wachten; wachten tot er iets zal gebeuren; wachten totdat we hier
weg kunnen; wachten tot het bier ons zo ver verdoofd heeft dat
we niet meer weten dat we wachten.
Peene komt binnen. Hij is vroeg.
"Ha, kankertuig," barst hij los met een nerveuze grijns, zijn lippen
opgetrokken, zijn tanden bloot. Zijn bottige, kaalgeschoren hoofd
schokt zenuwachtig in het rond. "Dus daar zijn jullie. Godskolere,
ik hield het niet langer. Ik ben gewoon het huis uitgerend, en m'n
pa natuurlijk schreeuwen dat ik er dan helemaal niet meer in hoef
te komen en dat soort shit. Want dat is toch allemaal onzin Maar
kanker man, ik schaamde me rot voor 'm, zoals ie daar half in z'n
nakie met z'n vette pens op de stoep achter me aan stond te zeiken
die idioot." Hij zet zijn bier aan zijn mond, drinkt het flesje achter
elkaar leeg en loopt weg om een nieuwe te halen. Hij heeft wat in te
halen. We schuiven wat op als hij terugkeert, en Peene komt erbij
zitten.
De rest van het publiek druppelt de zaal in. Het zaallicht wordt
weggedraaid. Schemerig geel licht verlicht het podium en zonder
zich iets van het publiek aan te trekken, begint de band te spelen.
Snoeihard geram op drums en gitaren. De zanger schreeuwt er
onverstaanbaar tegenin. Het publiek reageert niet; ook wij blijven
onverschillig voor ons uit zitten kijken. Laat dat stelletje Amster-
26