Zalig Pasen
bekroond met een vrolijke dot zuurkool. En dan vragen ze of je nog
mosterd blieft, of ketchup. Maar het geheim van dit vrolijk oord is:
Ze vragen het zo aardig, zo verdomd aardig. Ik voel me hier in een
warme wolk van vriendelijkheid. Vooral als de tankbediende me
vraagt hoeveel kinderen ik heb en wat mijn vrouw verdient.
Tot zover de uiterlijkheden. Vanmorgen stond ik in een druilregen-
tje op de grote begraafplaats van de stad Holland te mijmeren bij
een graf van de Axelse familie Oggel. Een vrouw, gestorven in acht
tien-zoveel. Een kind, een De Feijter, overleden aan de koepokken in
het begin van de eeuw. Vermeulen, gedood door 'bandits' bij de
Black River, het stond allemaal op harde steen. Overal om me heen
lagen dode Zeeuwen, zo ver van Zeeland. Ik hoorde het stomme
dikke rijke wijf lachen door de bomen. Lijken zijn er genoeg, maar
waar schuilt het levend Zeeuws?
De merels hebben rode rugjes hier en de stad wemelt van de zwarte
eekhoorns. Niemand vindt dat raar, alleen ik. Langs de weg, de
Interstate 196, zag ik het kadaver van een doodgereden, reusachtig
hert. En in de boekwinkel op de hoek verkopen ze het Roadkill
Cookbook, het kookboek voor doodgereden wild. Weg met alle
stomme dikke rijke wijven. Geef mij maar pindakaasijs.
zei de man op het balkon
en alle mensen hulden zich in
enkel maar een
jas van zee en
doken kopje onder ze
bedankten nog borrelend
voor de bloemen
Cees Maas
38