Adres onbekend, postbus niet thuis Johan Everaers
Aan de vooravond van het Decentralised World Wide Networker
Congress 1992 verzamelde Stephen Perkins uit Iowa-City statements
van mail-artnetworkers. Begeleidende teksten in catalogi van mail-
artprojecten vermeldden peetvader Ray Johnson, het a-commerciële
karakter van mail-art, de ongeschreven regels waaraan ieder zich
dient te onderwerpen enzovoorts, enzovoorts. Die mail-artblabla
begon erg vervelend te worden en mijn ongenoegen verwoordde ik
in Perkins' brochure: 'I hope the network is not going to be the
netword.' Ik bleek niet de enige te zijn met een wat luchtiger kijk
op mail-art. In het congresjaar organiseerden Rod Summers en ik
samen het project 'Birds and Borders' en in een interview voor
Omroep Zeeland zei Rod dat mail-art iets is dat je snel doet en dat
het van belang is dat er ook wat te lachen valt. 'Is het kunst?' vroeg
de verslaggever met een blik op de tentoonstelling. 'De helft', luidde
mijn ontwijkende antwoord. 'Welke?' hield hij vol. 'The best half.'
Rod, al in de sixties actief in het netwerk, beklaagde zich er tijdens
de voorbesprekingen van ons project over dat sommige mail-artists
zo vreselijk 'boring' waren. 'Not too serious, please, Johan, let's have
some fun in doing this project'.
De contacten binnen het netwerk lopen niet uitsluitend via de post
en jaren geleden reeds bestempelde Ruggero Maggi uit Milaan z'n
postkunst met: 'The future of mail art? After letters, audio, video,
computer The personal contact!' Ruggero was in 1989 één van de
twintig deelnemers aan het project 'Professor Zeeman goes crea' en
bij ontvangst van zijn bijdrage plande ik al pasta's voor de vernis
sage. De leus van Ruggero leek een pleidooi voor het verkrijgen van
vakantieadresjes over de gehele wereld. Nieuwkomers sprak dat wel
aan. Keith Bates uit Manchester dacht er anders over. 'No Tourists'
en 'Don't visit me' vertelden zijn enveloppen.
Tamotsu Watanabe uit Tokyo haalde het niet in z'n hoofd Bates te
bezoeken. Een taalcursus in Londen moest zijn mail-art ten goede
komen. Met een kaartje meldde hij mij zijn komst en twee dagen
daarna trof ik in het centrum van Zierikzee een Japanner aan bij de
Beuze. Op wereldreis in colbert met paraplu. Hij was in het geheel
niet verbaasd dat tijdens een vreselijke plensbui een autoportier
openzwaaide en hem werd toegeroepen in te stappen. Watanabe
54