provinciale genootschappen en zieltogende kunstkringen. De imita
ties van het grootstedelijk kabaal kunnen aldaar nooit méér zijn dan
schriel gepiep.
Beter is het, om bij de kwaliteitsverhoging van je bestaan gebruik
te maken van de natuurlijke voorwaarden, het karakter van je om
geving, hoe moeilijk dat ook is een gelijkgeschakeld land als het
onze. Maar nu en dan is in het tot de laatste egelskop in cultuur
gebrachte landschap nog iets te ondergaan van die gemelijke deso
laatheid, die afwezigheid van elke gemaniëreerdheid die zo heilzaam
is voor het opwellen van singuliere noties. Het is bijvoorbeeld een
zomermiddag; je slaat een weggetje in tussen het hoge mais, of
staart onwillekeurig naar de abrupte scheiding van een stoppelveld
en de blinde muur van een voorraadschuur - en je eigen subjecti
viteit, je onherleidbare identiteit, valt op je als een zak graan. Die
ervaring wordt kennelijk teweeggebracht door het ontbreken van
elke geforceerde esthetica of opgelegde betekenis in je omgeving.
Waar niets dubbelzinnigs bedoeld is, wellen de eigen interpretaties
ongehinderd en in jungle-achtig veelvoud op.
Zo'n haveloze en tegelijk broedende atmosfeer treft me ook als ik
kijk naar een zomerse prent van het Keursaksische slot Oberwieder-
stedt (Mansfeld), de plek waar Novalis in 1772 werd geboren en tot
zijn dertiende woonde. In de latere negentiende eeuw, waaruit de
bedoelde prent stamt, was dit slot misschien geen toonbeeld van
provincialisme, maar in mijn ogen wel. Dit is bij uitstek zo'n plaats
'in the back of beyond', een loom en marginaal oord waar het ideaal
is om op te groeien, omringd door eenduidig volk en een menigte
veel interessanter schimmen, een plek waar het enige constante
rumoer het ruisen is van boomkruinen en de papieren stemmen
van ontelbare doden. Nergens anders dan op zo'n plaats konden de
kiemen van het denkbeeld van de romantisering zich ontwikkelen.
Dit door Novalis ontwikkelde 'programma' was gericht op het terug
vinden van de 'oorspronkelijke zin' van de wereld. Romantisering
was een 'kwalitatieve potentiëring', identificatie van het 'lagere' met
een 'beter' zelf. Het gewone ontving er een diepere betekenis mee,
het alledaagse een mysterieus aanzien, het bekende de waardigheid
van het onbekende, het eindige een schijn van de oneindigheid.
Omgekeerd betekende romantisering ook het naar de aarde halen
van het onaardse, het onbekende en hogere, het mystieke en onein
dige. Maar wat was eigenlijk die 'oorspronkelijke zin' in Novalis'
11