4. program van dubbelzinnigheid, vervloeiing en transparantie? 'Noch ganz unbekannt', noemde Novalis zijn romantiseringsproject, maar hij had het ook kunnen omschrijven als regressief of archaïserend - als hij weet had kunnen hebben van de resultaten van de gods dienstwetenschap, geboekt lang na zijn dood. In Novalis' Hymnen an die Nacht (1800) is de grondgedachte de eenheid van dood en leven. De dood is een rijk van verrijzenis en een deur naar hoger leven - een idee die naadloos past in de preklassieke wereld waar over ik het hierboven had; een wereld waarin, in de woorden van de twintigste-eeuwse godsdiensthistoricus W. Brede Kristensen, de dood óók niets was dan opstanding tot het 'absolute leven'. Dit was de ene opvatting die alle preklassieke mediterrane culturen volgens hem gemeen hadden. Een opvatting die een onoverkoombare dub belzinnigheid inhield, dat begrepen de ouden ook wel, en die alleen kon worden uitgedrukt in aanschouwelijke, mythische beelden waar van de onderlinge tegenstrijdigheid en onverenigbaarheid voorals nog niemand stoorde. Maar bij de minste rationele analyse ver dampte toch die tover, en zag men zich gesteld voor een ineens onbevattelijke santenkraam van numineuze krokodillen en godde lijke hondenkoppen, een kabinet van kosmologische rariteiten die in plaats van de diepste huiver alleen nog lichte verbijstering op wekten. Het 'ik' kwam tot wasdom, liet de hand van zijn chtonische moeder los en zei: "Bewijs maar dat de dood niet gewoon de dood is." Het antwoord op zo'n puberale vraag bleef natuurlijk uit, de ratio triomfeerde. Maar dat droeg bepaald niet bij aan de algemene ge moedsrust. De dood was nu inderdaad gewoon de dood, eventueel nog doorgang naar eeuwige hel of hemel; en zelfs het 'ik' werd uit eindelijk bijgeschreven in het mythologisch woordenboek. De wedergeboorte van de idee van het absolute, dubbelzinnige leven bij Novalis beïnvloedde hoogstens een deelgebied van de cultuur, hoewel het programma van de romantisering de hele wereld behels de. Hernieuwde paganisering op enige schaal was niet aan de orde. Novalis zelf zocht het in een quasi-middeleeuws katholicisme. Zijn nocturnale visioenen gaven Heine reden hem gelijk te stellen met een andere ziener van de Duitse Romantiek, E.T.A. Hoffmann, stam vader van een horde fantaisisten: "De grote overeenkomst bestaat 12

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 1999 | | pagina 12