lekker smaken.
Mijn mijmeringen moeten opzienbarend lang duren, want Oma laat
mij ontwaken met de vraag wat er aan de hand is. Overvallen door
haar verkwikkende directheid toon ik mijn hart aan deze kordate,
moedige vrouw op leeftijd en stamel:
"Voetbal ik denk aan het Nederlands elftal."
"Je bent zot. De hele wereld is zot. Er zijn toch wel belangrijkere
zaken op aarde?"
Zuster L., nog altijd gezeten aan de punt van onze tafel, mengt zich
militant in het gesprek:
"Wat Moe
Oh, dat voetbal. Hij zit aan voetbal te denken de wereld staat
op z'n kop."
'"t Is verschrikkelijk Moe," vult L. aan en richt haar moraliserende
oogjes, gelijk Wim Jonk de kruising bij het nemen van een vrije trap
in vizier houdt, op mij:
"Dit mag helemaal niet. 't Is zondig Afgoderij, dat is het. Hou er
mee op, Rob. Gedenk de Heere wees toch wijzer."
Ik kijk mijn vrouw aan. Zij schiet in de lach. Dat dit allemaal niet op
mij van toepassing is, leg ik Zuster L. respectvol uit. Ik koester het
kind in mij en kan daar door niemand op worden aangesproken
en speur deemoedig naar mijn Boodschapster. Met haar handen
seint zij 1-0 in de lucht. De Boodschap gaat door de zaal. Een-nul,
sis ik ingetogen mijn vrouw toe.
De kinderen eten redelijk. Doet mij deugd. We rusten met 1-1. Ik
schep nog wat gebakken aardappeltjes op, help onze jongste met
het snijden van haar kipsateetje en bestel een Spa-'oranje'. Onder
het genot van weinig conversatie eet onze tafel dankbaar de bordjes
leeg. Ik verzacht mijn innerlijk lijden door met speelse bespiege
lingen over Heden en Hiernamaals mijn vrouw aan het lachen te
maken.
"Nog nieuws?", vraag ik de serveerster.
"Numan, rood! Tien tegen elf."
"Jezus!" rochelt het diep in mijn keel.
Toetjes drillen waterpas in dessertschaaltjes. Ik tuur in het toetje van
Oma en ontwaar naast het kiwischijfje Kluiverts dikke nek, glim
mend van zweet ballen op paal en lat spatten uiteen, het Legioen
20