Materiaal
Materiaal van en over Beversluis is er in overvloed. Hij heeft on
voorstelbaar veel geschreven. De kwalificatie veelschrijver is hem
niet onthouden. Er is ook erg veel over hem geschreven, maar aan
monografie en biografie is men nooit toegekomen. Zijn vrouw,
Dignate Robbertz, schreef over hem haar memoires. Dit manuscript
bevindt zich met vele andere documenten en al zijn boeken in
het bezit van de familie B. te Koudekerke. Deze stonden mij bij mijn
onderzoek ter beschikking. In de Zeeuwse bibliotheek te Middelburg
bevindt zich veel van zijn werk, speciaal zijn artikelen die hij in de
oorlog schreef voor het NSB-weekblad De Zeeuwsche Stroom. In het
Letterkundig Museum in Den Haag bevinden zich veel persoonlijke
documenten, in het bijzonder brieven die ik heb kunnen raad
plegen. Verder moet het me van het hart dat in de gewijde stilte van
de gangen van dit museale heiligdom zijn portret hangt. Hij is af
gebeeld met de kop van een blonde, blauwogige viking, hoog op
rijzend uit zijn militante jaskraag. Zijn vrouw als een felle, bruin-
ogige Brünhilde lijkt uit zijn borst naar voren te komen en haar
twee vuisten die haar wilskrachtige kaak ondersteunen geven de
twee-eenheid een stevige basis die meer ideologisch dan realistisch
is. Beider ogen zijn gericht naar de verte, die zij vastberaden lijkt
te doorvorsen, terwijl hij verder schouwend, een gekwelde blik in de
onpeilbaarheid van die verte werpt. Alleen de hand van Han van
Meegeren, zo befaamd om zijn vervalsingen van Vermeer, kon een
dergelijk idealiserend en ideologisch beeld van de werkelijkheid uit
zijn penseel vegen. Er was een tijd dat men het mooi en vooral
indrukwekkend vond. Niettemin heeft dit schilderij een plaats
gekregen in de galerij van illustere literatoren waar vriend en vijand
in gedwongen zwijgen verenigd zijn. Als toeschouwer zou men er
zich aan kunnen ergeren, maar beter kan men glimlachen om het
gelijkspel van het lot, als men daar Menno ter Braak naast Albert
Kuyle, Beversluis naast Du Perron, Nijhoff naast Henri Bruning en
allerlei andere extreme combinaties naast en tegenover elkaar ziet
hangen. De dood heft kennelijk voor de museale verzamelaar alle
grenzen en scheidslijnen op. Voor de kenner van de literatuur uit
het interbellum echter maakt deze gelijkschakeling tegen wil en
dank een bizarre en komische indruk. Hier lijkt het of de menselijke
individualiteit niet meer is dan een kortstondige onbelangrijke ex
centriciteit van de menselijke natuur.
10