rijk, een pastorie lijkt een ideale voedingsbodem voor een schrijver. Dignate Robbertz schrijft uitvoerig over zijn jeugdjaren, zeker niet zonder affectie voor hem en met een zweem van sentiment die dik wijls het kenmerk van memoires is. Ik kan niet nalaten het begin ervan te citeren. "Hij zong bij al wat gebeurde, wat hem overkwam. In vreugde, in pijn en leed, bij de schoonheid en het afschuwelijke, de ontzet tingen de verrukking hij zong het uit. Aan een vriend schreef hij: Wat mij vervult en beweegt, ik kan het niet uitspreken, ik kan alleen zingen. In het grote gezin was hij het vrolijkste en zonnigste kind. Als zijn oudere zussen vertelden over zijn jeugd, spraken zij het meest over Martien. Maar ook het moeilijkste kind was hij. Zijn ouders hadden met hem meer te doen dan met al de anderen tesamen. Overgevoelig en hartstochtelijk, kon hij in onmatige drift vervallen als hij zich gekwetst voelde. En omdat hij het liefst de verboden dingen deed en zijn eigen impulsen volgde, viel de straf voor het kwaad dat bedreven was, gewoonlijk eerst op hem, ook als hij er niets of weinig mee te maken had. Zijn opstand en verweer was dan zo hevig dat zijn vader machteloos en radeloos stond. 'Is die jongen bezeten, maar hij zal gehoorzamen'. Martien kon niet gehoorzamen. Het was het verzet in hem tegen al wat dogma, traditie en conventie was. Het was een der strengste verboden om buiten schooltijd de pasto- rietuin, waar hij moest spelen met de zoontjes van de burgemeester en de notaris, te verlaten. Hij vluchtte altijd weer opnieuw naar het wijde. Het liefst speelde hij met de boerenjongens, met wie hij in de bomen klom, over sloten sprong en over de uitgestrekte vel den holde. De velden, de hoge zomerhemel, de akkers waar ze langs slopen, elkaar bevechtend maar het mooiste was het geluk van de bermen, de geur en het bloeien. De vaart van wolken, de wind in de bomen, het wemelende blad, de vogels, de paarden en koeien, heel de natuur die hij dronk, die in hem drong, waarvan hij deel was en het zong, alles zong en hij moest luisteren alles vergetend." Deze herinneringen roepen een veelzijdiger en vooral een veelzeg- gender beeld op van de werkelijkheid dan de schrale mededeling dat de dichter opgroeide in een orthodox milieu van een plattelands dominee, die in zijn vrije tijd aan spiritisme deed, zoals Venema 12

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 1999 | | pagina 12