Hij is geen antifascist omdat daar meer kopij te halen zou zijn. Dat is zo ongeveer de voorstelling van Venema. Beversluis kiest juist tegen fascisme en terreur als het merendeel van de Nederlandse lite ratoren zich veilig neutraal houdt of nog geen enkel benul heeft van wat er zich afspeelt in Europa. Al in 1934 publiceert hij een groot pamfletachtig gedicht tegen Mussert, de leider van de NSB, Mussert spreekt. Daarin neemt hij de 'socialistische' frases van de fascistische demagogen op de korrel. Dit gedicht dat minstens even bekend werd als de Ballade van de Katholiek van Anton van Duinkerken, eveneens gericht tegen de leider van de NSB, moet hem tijdens de oorlog toch minstens een verdachte en niet betrouwbare figuur hebben gemaakt in de kringen van het nationaal-socialisme. Van de andere kant is het onbegrijpelijk dat een figuur die al in zo'n vroeg stadium de fraseologie en de leegheid van Mussert en zijn kliek heeft doorzien, een jaar na het uitbreken van de oorlog, in 1941, lid wordt van deze partij die bovendien ook nog de zijde van de bezetter heeft gekozen. In het licht van zijn opvattingen en acti viteiten vóór 1940 is zijn lidmaatschap van de NSB onverklaarbaar. Het is eerlijker om zoekend naar een verklaring juist zijn antifascis tische houding te benadrukken in plaats van die te verdoezelen of te ignoreren zoals Venema doet om daarmee zijn gelijk te halen dat Beversluis altijd een man met fascistische neigingen is geweest. Dus dat zijn overgang naar het fascisme een vanzelfspekende conse quentie is geweest van zijn aanleg en aard. Het moet duidelijk gesteld worden dat Beversluis als lid van de Anti-oorlogs Liga in het begin van de jaren dertig al zijn stem verheven heeft tegen de on derdrukking en dictatuur van het nazisme, terwijl hij de kans liep om wegens belediging van het bevriende staatshoofd Adolf Hitler gearresteerd te worden. Hij zette zich met hart en ziel in voor de Duitse auteurs die tegengewerkt, geboycot en verboden werden door het naziregime. Hij richtte voor dit doel de stichting 'Boekenvrien den Solidariteit' op en vertaalde gedichten van Erich Kastner, Ernst Toller, Kurt Tucholsky en vele anderen, die hij verzamelde onder de titel Brandende Woorden uit Duitschland ('34), met illustraties van Kathe Kollwitz. Zijn solidariteit met de arbeidersklasse doet hem steeds meer de revolutionair-marxistische zijde kiezen. Hij is geen lid van de Communistische Partij, maar zijn werk bij de VARA, zijn talloze lezingen, voordrachten en gelegenheidsspelen getuigen van zijn sterke verbondenheid met de arbeider. 17

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 1999 | | pagina 17