trad voor organisaties als de Liga en de VVSU die zich steeds meer engageerden met de communisten. Dat zou de Vara kunnen schaden. Toen het ledental inderdaad iets terugliep, kreeg hij het verzoek om het roer om te gooien, op zijn woorden te letten en niet langer te blijven samenwerken met vluchtelingen die met grote moeite een onderdak en een moeizaam bestaan kregen of verder trokken of uiteindelijk toch weer over de grens werden gezet van wege hun vergaande politieke activiteiten. De Nederlandse regering, Colijn met de confessionele partijen, wist er wel weg mee; joden en communisten: Heim ins Reich, waar ze thuishoorden. Dignate Robbertz, die in Veere woonde, leerde hem in die tijd kennen. Haar memoires worden vanaf die tijd persoonlijker en meer gericht op de actualiteit van die jaren. Er is geen reden om aan de historische feitelijkheid van haar ervaringen te twijfelen. Kranten berichten uit die jaren bevestigen de juistheid ervan. Ze vermeldt: "Overal was hij [Martien] waar de nood ondragelijk begon te worden. Overal kende men hem. Bij de turftrappers in Valthermond, bij de griendwerkers in de Biesbosch, de mijnwerkers in Limburg, de aardappelrooiers in Friesland, de wevers in Twente. Thuis, waar was het? (Hij woonde nog steeds in Blaricum, had daar een kamer in een groot vervallen huis.) Waar was het ooit geweest? In benauwde, rokerige zaaltjes sprak hij tot de armsten, las zijn felle liederen, die ze verstonden. Hun droog brood at hij mee, sliep op krakerige stroobedden. Hij was bij de Jordaanopstand (1934) die hij meebeleefde. Ik begreep dat hij bij het volk leefde, ergens. Nu hier dan daar, zwervend. Acht gulden steun per week. Water, gas, licht, huur 'Wat bleef er dan nog over?' Nu en dan las ik in het Liga-blad en de uitgave van de VVSU een van zijn felle verzen. In het hart van de hoofdstad stierven de baby's al kort nadat ze op de wereld gekomen waren. Er was geen verwarming meer als het seizoen veranderde. Nog nauwelijks brood. En hoe moesten de kleren betaald worden? Het allernodigste begon te ontbreken. Tot de bom barstte. Achter de barricaden in de smalle straten werd gevochten met de politie. Er vielen doden Tot Colijn, de eminente staatsman en volmaakte christen, met een bombardement dreigde. Orde en regel moest er zijn. Buigen en dragen... en Gods wil geschiedde." 21

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 1999 | | pagina 21