sen. Kortom, alles wat binnen zijn blikveld kwam, kon hem boeien
en ontroeren. Hij beschikte over een wonderbaarlijk dichterlijk
talent dat hij letterlijk botvierde op zijn onderwerp. Hij overschreef
zijn inspiratie die meestal voortkwam uit echte zuivere waarneming
en ontroering. Maar hij verdronk die inspiratie, in onstuitbare woor
denstromen. Het is poëzie die alles uitzegt en niets te raden over
laat. Er is geen stilte in zijn gedichten, de beelden en woorden bui
telen er lustig op los. De dichter lacht, huilt, schalt het uit van
vreugde, komt om van ellende, maar Het is net of de woorden de
gevoelens niet dragen. De dichter is een poëtisch acteur, hij beschikt
over een charmante stem met veel registers en een schier eindeloze
variatie aan stembuigingen. Hij is een dichter die het 'vak' door en
door lijkt te kennen, hij struikelt over geen enkele versvoet, geen
rijm is hem te moeilijk, geen strofe te ingewikkeld, geen gedachte
te diepzinnig. Geen onderwerp dat niet vatbaar is voor zijn dichter
lijke omhelzing. Maar hoe knellend is die omhelzing dikwijls.
Ik probeer hem als dichter recht te doen door een korte analyse te
wijden aan één gedicht. Zeker niet zijn beste, maar wel represen
tatief voor zijn dichterschap. De keuze lijkt willekeurig - dat zal elke
keuze zijn uit de duizenden verzen die hij schreef - maar het leek
mij erg bruikbaar om zijn kwaliteiten te belichten en kritisch door
te lichten. Bovendien gaat het over een oerkarakteristiek Zeeuws
onderwerp. Elke Zeeuw kent de verschijning van de Koperen Ko, nu
waarschijnlijk niet meer dan een stukje toeristische folklore, maar
vroeger een vertrouwd fenomeen op de markt in Middelburg dat de
verbazing en bewondering wekte van jong en oud.
Het gedicht is een natuurgetrouwe descriptie van de Koperen Ko en
getuigt van een scherp waarnemingsvermogen. Iedereen die als kind
in steile bewondering heeft staan gapen naar dit muzikale wonder,
zal hem herkennen, zowel in de uiterlijke beschrijving als in de
entourage. Tegen het onbewolkte blauw van de Walcherse hemel
staande, schijnt de muzikale duizendpoot zo weggedanst uit een
schilderij van Breughel. Hij is omringd door Zeeuwse kinderen, de
'huus' die zich spiegelen in zijn koperen punthoed. ('Guus' is een
hypercorrectie, de g wordt normaal in het Zeeuws als een h uitge
sproken.)
32