Ik heb het nog bij me, ergens in een binnenzak. Wat er onzin aan is
en wat niet, weet ik nog niet. We zijn hier net een dag en tot de
diepzinnige gesprekken van de tv-reclame is het nog niet gekomen.
Veel vrienden had ik in mijn studententijd niet, wel veel bekenden.
Vrienden even meer dan een handvol. Het waren, op Frank na,
allemaal studiegenoten, althans studenten van dezelfde faculteit.
Ze studeerden geologie, wiskunde, chemische technologie, natuur
kunde en nog wat van die vakken. Frank studeerde rechten. Dan
was je zonder meer heel anders, maar een typische rechtenstudent
was hij toch niet. Zijn haar was net iets te lang en hij droeg zelden
een das. Conventies, had hij mij eens uitgelegd, waren uiterst be
langrijk omdat ze bakens zijn in het menselijk verkeer. Maar als het
hem uitkwam, besliste hij dat hij zelf zulk houvast niet nodig had.
In gezelschap van de andere rechtenstudenten, die hun leven zo
inrichtten dat later invloedrijke mensen er hun jeugd in konden
herkennen, leek Frank een buitenstaander. Een verdwaalde kunste
naar zou je hem hebben kunnen noemen, al zou hij in een kunste
naarsgezelschap een even verdwaalde indruk hebben gemaakt. Hij
schreef gedichten. Soms liet hij ze lezen, soms ook las hij ze voor en
dan pas merkte ik hun prachtig ritme. Ik bewonderde hem erom.
Maar zijn associaties en de emoties die hij uitdrukte, gingen mij
vaak voorbij.
Omgekeerd gold ook zoiets. Mijn drang om dingen te analyseren,
om naar oorzaak en gevolg te zoeken, om eerst te denken en dan
te doen, waardeerde hij zoals hij een vrouw kon waarderen en de
manier waarop ze zich kleedde. Prachtig, maar wel bij een andere
persoon. We hoorden als vrienden bij elkaar, omdat de een had wat
aan de ander ontbrak. Dat gevoel heb ik lange tijd gehad en Frank
ook.
"Soms denk ik dat wij één persoon hadden moeten zijn. Eentje met
mijn warrige verzinsels, maar ook jouw orde in z'n kop." zei hij een
keer toen ik hem aan het eind van een nacht doorzakken door de
ochtendschemering naar huis loodste.
"Als het maar mengt," had hij eraan toegevoegd, "want anders blijf
je twee personen in één lijf." Dat vooruitzicht had ons, ondanks de
alcoholische verbroedering, niet aangetrokken.
Die avond hadden we gepraat over de idee van de uomo universale,
de perfecte mens en over de uitwassen die zulke begrippen konden
52