veroorzaken wanneer ze wortelschoten in het brein van machts beluste lieden. Mijn rol in zulke gesprekken bleef meestal beschei den. Frank legde uit wat verschillende filosofen hadden gemeld en ik stelde vragen en maakte ordenende samenvattingen, die mij pun tiger en scherpzinniger voorkwamen naarmate de avond vorderde. Frank stimuleerde dat met opmerkingen als: "Verrek, dat verband is in geen enkel commentaar ooit genoemd. Dat Jaspers dat over het hoofd heeft gezien." Herhaaldelijk waren ook vrouwen onderwerp van gesprek. Een vast patroon was daarin niet, want regelmaat was niet het kenmerk van Franks liefdes. We bespraken vooral die van hem. De mijne wissel den minder snel en waren alleen daardoor al minder interessant. Frank stortte zich in de liefde als een wielrenner in een afdaling na een col, zonder remmen en zonder zicht verder dan de eerste bocht. "Ik kan mijn aandacht nu eenmaal niet verdelen," zei hij ter ver klaring, als een nieuwe liefde weer op een debacle was uitgelopen en ik hem zijn onstuimigheid onder zijn neus wreef: "En een beetje afstand houden, zoals jij, dat lukt me niet." Zijn liefdesgeschiedenissen herinnerden mij vaak aan mijn jonger zusje. Toen die een jaar of acht was, kwam ze met regelmaat thuis met een vogeltje dat uit het nest was gevallen, een konijn dat zijn pootje gebroken had of andere dieren met vergelijkbare zieligheid. Ze aaide zo'n beestje langdurig en aandachtig. "Daar wordt ie rustig van. Dat is goed voor hem", zei ze dan. Ze zorgde ook goed voor ze, met dezelfde intensiteit als ze streelde. Tot ze op een dag het dier kwam laten zien, dat zich niet meer zo rustig liet vasthouden, en met stralende ogen verklaarde: "Kijk, hij beweegt weer. Hij is bijna helemaal beter." Als de volgende dag het vogeltje gevlogen was, of het konijn was hem gesmeerd de tuin in en verder, was ze ontroostbaar. De vrou wen waar Frank voor viel - hij sprak over vrouwen, maar vaak waren het nog meisjes, net als wij eerder jongens waren dan man nen - hadden steevast iets van het uit het nest gevallen vogeltje of van het konijn met het gebroken pootje, die mijn zusje tot een Florence Nightingale maakten. Toen Frank Brechje ontmoette, was ik er getuige van hoe hij weg smolt als een waskaars voor een haardvuur. Zij zat in elkaar gedoken in de hoek van een bank met haar armen om haar opgetrokken benen geslagen. Ze deed aan het gesprek niet mee. Maar ze volgde het, haar hoofd een beetje voorover, met snelle bewegingen van 53

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 1999 | | pagina 53