haar grote ogen van achter een haarlok, als speelde het gezelschap
een tafeltenniswedstrijd met spelers aan vier kanten van de tafel.
Tegen zijn gewoonte in nam Frank nauwelijks deel aan het gesprek.
Toen Brechje vertrok, verdween hij ook. Zoals na het begin van elk
van zijn nieuwe liefdes hoorde ik een tijdlang niets van hem. Toen
Brechje twee weken later een weekeind naar haar ouders moest, om
dat haar vader vijftig werd, zocht hij me op. Het liefst was hij met
haar meegegaan en had alle Abrahamgedoe op de koop toe ge
nomen, maar dat had zij afgehouden.
"Weet je, Edward, zij heeft een onzegbaar verdriet. Dat zag ik die
avond meteen," zei hij, 'Ik moest almaar naar dat uit het nest ge
vallen vogeltje kijken'.
Het lag op mijn tong hem te vertellen over mijn zusjes dierenliefde,
maar ik slikte het in.
"Ze heeft ook werkelijk van alles meegemaakt." Hij gaf mij de ver
drietige blik die het leed van nabij heeft gezien.
"Weet je dat ze nog geen drie weken eerder een abortus had gehad?
Laten doen, omdat die vent, die vriend van haar, haar met een zatte
kop had verkracht." Hij stopte even, zoekend naar wat hij wel en
wat hij niet kon vertellen.
"Ze is zo onzeker en kwetsbaar. Ze wantrouwt iedereen, zichzelf ook.
Ze vertrouwt zelfs haar oordeel over mensen niet meer. Van man
nen moet ze niets meer hebben."
Uit zijn verdere verhaal bleek dat ze voor Frank voorzichtig een uit
zondering maakte. Hij bracht hele dagen met haar door, zorgde
voor haar. Ze praatten eindeloos.
"Ik probeer haar haar gevoel van eigenwaarde terug te geven, dat is
wat ze nodig heeft." Zijn ogen waren zo ernstig en bezorgd als van
mijn zusje.
Een paar weken later kwam ik Frank en Brechje in de stad tegen. Zij
had zich op een schuchtere manier mooi gemaakt. Ik zag dat ze iets
van haar onzekerheid had afgelegd. In het 'hoe gaat het'-gesprekje
merkte ik dat ook. Ze lachte, zocht wel vaak steun bij Frank, maar
haar blik had niet meer de flakkerende waakzaamheid van iemand
die klappen verwacht.
"Kom Frank, we gaan verder." Haar beslistheid verraste me.
"Jullie spreken elkaar tóch binnenkort nog wel." Ze zei het half voor
zichzelf half tegen Frank en mij. Tegelijk nam ze Franks arm en
zette een pas vooruit. Ze lachte over haar schouder naar mij en
zwaaide.
54