Bologna woonde, werd ik er bijna gek van. Ik rende van museum
naar monument, naar kerk, naar klooster. Ik ging ook regelmatig
naar Florence. Een uur over de autostrada. Ik was weg van middel
eeuwse religieuze kunst. De bijbel als stripverhaal. Dat maakten die
middeleeuwers al. En heiligenlevens. Een priester, als Batman met
straalaandrijving in zijn soutane, die een kindje opvangt dat van
een balkon valt, uit dertienveertig of zo. Schitterend."
Hij kijkt voor zich uit in de richting van de ondergaande zon:
"Avondrood, water in de sloot. Zo is het toch?"
Ik knik en zeg niets, want ik wil dat hij verder vertelt.
"In musea met beeldende kunst bestaat de meerderheid van de
bezoekers uit vrouwen. Wist je dat? Bij religieuze kunst is dat het
sterkst. Soms is nog geen kwart van de bezoekers man. Vaak komen
daar groepen met een gids. Gemengde groepen, maar veel groepen
met uitsluitend vrouwen. Ik ben er op gaan letten. Er zijn natuurlijk
veel studenten bij, die kunstgeschiedenis studeren of van een kunst
academie komen. Die komen vooral voor de techniek. Ze maken
schetsen en aantekeningen. Gewone bezoekers kijken meestal anders
naar kunst. Ze zoeken naar harmonie, naar een schoonheid, die hun
eigen leven niet heeft. Die middeleeuwse taferelen beelden vaak
vreselijk lijden af, de bijbel is tenslotte niet zo'n vrolijk boek. Maar
vijf- of zeshonderd jaar heeft een louterende werking. De kleuren
zijn bestorven, de kleding is van een andere wereld. Die afstand be
looft dat alles in orde komt. Is het niet meteen, dan toch op termijn.
Die kunst in een museum, in een kerk of een klooster is als de zee of
de Toscaanse bergen. Een sanatorium voor een gekraste ziel. Ik heb
het meermalen gezien: vrouwen die met glanzende ogen naar een
tafereel bleven kijken en er helemaal in opgingen. En wat ben ik
vaak verliefd geworden."
"Net als op Brechje indertijd." Ik durf het nu wel te zeggen.
"Ja, net zo," zegt Frank, "Ook al wist ik dat het niet zou duren, in
het begin was het gevoel, iedere keer weer, net zo. Waarom kunst
als zielebalsem werkt, hield me zo bezig dat ik me in de kunstge
schiedenis heb verdiept. Het begon oppervlakkig met in reisgidsen
kijken wat die schreven over de musea waar ik heen ging. Later
werd het serieuzer. Ik ging ervoor naar de universiteitsbibliotheken
van Bologna, Florence en Siena. Als je wilt geef ik je straks, bij de
baars, een college over de ontwikkeling van de symboliek tussen
pakweg twaalfhonderd en dertienhonderd. Zo ben ik aan mijn eigen
open universiteit 'storico e archeologo' geworden. Staat chic, niet?
62