3.
handel; de grote massa ervan lag naar iedereen wist op Kaspars
zolder te vergelen.
De tweede daad - of liever de eerste, want belangrijkste - gold de
arrestatie van burggraaf Albacaco en de vordering van zijn woon
toren, een gekanteeld stadspaleisje in Toscaanse stijl. Het moeizaam
boven de ruïneuze stadsmuur oprijzende bouwsel werd bestemd tot
kazerne voor de regeringstroepen. De verhalen over de juiste toe
dracht liepen sterk uiteen, maar zeker was dat er een fataal ongeluk
gebeurde met de oude graaf, die niemand ooit een strobreed in de
weg had gelegd of zich zelfs maar hinderlijk met de gang van zaken
in de stad had bemoeid. Toen Koenraad Insel, onze kersverse Prefect,
op zijn ijzerbeslagen deur had laten bonzen moet Albacaco in paniek
naar boven zijn gevlucht, spiralend langs de gaanderijen om de
kleine binnenplaats, waaromheen het paleisje als een huls verrijst.
Steeds hoger klom hij boven het grote impluvium dat op de koer de
regen opving uit de roestige drakenkoppen der gargouilles, en regel
recht uit de hemel; rond en rond, nóg hoger, steeds aamborstiger,
zijn schaarse, geelwitte aristocratenlokken hangend over zijn ver
wilderde ogen, tot hij de bovenste verdieping had bereikt, schuim-
vlokkend over de balustrade was geklommen en naar beneden was
gesprongen: een ordeloos klapwiekende, zwartfluwelen vleermuis.
De regeringssoldaten bogen zich weinig later over het impluvium,
om daarin de zacht nadeinende Albacaco te ontwaren, gezicht naar
beneden, in roerloze overgave aan het aquatisch bestel.
Dit was ongeveer de versie die was uitgelekt. Mijn interpretatie - en
die van de meeste andere burgers, vermoed ik - was dat de burggraaf
als relict uit overwonnen eeuwen niet in dit nieuwe tijdperk van
Harmonie thuishoorde en daarom door de soldaten van de bovenste
verdieping naar beneden was gedonderd, geheel volgens de nieuwe
gebruiken van de hoofdstad.
De Prefect, hoewel vertegenwoordiger van het ideale staatsbestel dat
zijn inspiratie ontleende aan de toekomst in plaats van het verleden,
was toch ook maar een mens, een man zelfs. Kort na de omwen
teling ter stede verscheen hij dus in mijn kamer met een handvol
kronen (die nu in de Weekbode 'mercantijnen' werden genoemd,
hetgeen door iedereen werd genegeerd). Ik was onmiddellijk onder
de indruk van deze Koenraad Insel: zijn donkere fonkelogen, strenge
dunne bakkebaarden en wilskrachtige kaaklijn. De meeste anderen
10