Dat de oude graaf weigerde zijn dood te aanvaarden en al spoedig
in ons stadje begon rond te spoken, verbaasde me eigenlijk niks.
Hij verscheen overal op zijn vertrouwde, bescheiden manier: een
magere, wat uitgeteerde gedaante in een zwartlakense rok, die door
sleetsheid een aanschijn van fluweel had gekregen. Zijn kalende
schedel, omkranst en beplakt met gelige pieken, glom zacht in het
lamplicht als hij zich plotseling in de avond op de rand van een was
tobbe zette, of zich over de stamtafel van de Akelei boog, met een
priemdunne vinger peinzend aan de lippen, om dan plots zowel
beschuldigend als weerloos naar de levenden te kijken terwijl hij
op zacht fluitende toon enkele woorden in Grieks of Latijn leek te
zeggen, vóór hij in een tel weer naar het rijk van het onzienlijke
verdween. De priester wist wel raad met deze manifestaties van het
bovennatuurlijke. Hij trok voortaan in zijn sermoenen fel van leer
tegen het nieuwe bewind, hoorde ik; de verschijningen van Albacaco
waren een teken van Gods toorn en tevens een bewijs dat Hij
bestond. Zonder Hem geen harmonie, en ook niet zonder de hertog
trouwens! Maar die was dood. En dat kwam - maar op dat punt
maakten de aanwezige soldaten hem door heidens gestamp met hun
laarzen doorgaans het spreken onmogelijk, zodat hij zich maar weer
beperkte tot het simpele lezen van de mis, zonder verder aanstoot te
geven.
Behalve aaiï zijn eigen stadspaleisje, gingen de verschijningen van
Albacaco ook aan mijn deur voorbij. Misschien was de oude edel
man nu eindelijk van zijn vleselijke begeerten verlost, en wilde hij
als spook geen enkele kans lopen om nog aan wellust ten prooi te
vallen. Dat een geest mij kennelijk uit de weg ging, wekte gemengde
gevoelens in me. Of was het om mijn omgang met de Prefect,
Koenraad Insel? Ook dat maakte me er niet geruster op. Hoewel ik
gewoon mijn bezigheden voortzette, niet anders en niet met andere
intenties dan vroeger, begon ik me zowaar een beetje schuldig te
voelen. Dat had misschien ook te maken met het kwezelige gemora
liseer van de nieuwe overheden, hun spandoeken met quasi-mys-
tieke teksten die het niet haalden bij Albacaco's onbegrijpelijke for
mules tijdens de Maansessies, en hun overal opduikende traktaatjes
waarin je zonder ophouden over de nieuwe Harmonie werd doorge
zaagd, terwijl de enige tekens daarvan vooralsnog een hogere accijns
op het brood en een sterk geslonken aanbod op de weekmarkt
waren. Nog even, dan hoefde je niet eens meer de keus tussen kip of
vis te maken.
15