5.
"De priester! De priester was het, al die tijd!" Kaspar Schmidt schud
de zijn hoofd en grinnikte. Hij zag er bleek en gespannen uit, vond
ik.
"Uitgerekend Zeker Wel en zijn mannen moesten hem snappen,
toen hij omtrent middernacht in een wit laken voor mijn venster
Albacacootje speelde en woest heen en weer darde. Mijn vrouw
wilde juist naar buiten gaan om 't spook in zijn kladden te grijpen,
toen de nachtpatrouille verscheen en het golvende laken wegtrok
waaronder onze eigen zwartrok zijn armen bleek te wieken... Nu zit
hij in hetzelfde hok waar Insel mij enkele dagen tegen het contra
revolutionair gepeupel heeft beschermd. Geen misgeprevel meer,
voorlopig. Maar ook geen gespook!"
"Een wit laken, zei je? Albacaco heeft zich toch nooit als wit spook
vertoond? Toch altijd als zijn zwartgejaste zelf?"
"De priester heeft rondgespookt om de mensen in te nemen tegen
de Nieuwe Tijd!" herhaalde Kaspar het officiële standpunt, iets afge-
metener dan zoeven.
"Hoe ga je dit verwerken in je Manuscript, Kaspar? Daarin heten
toch alleen ideeën spoken? De priester is alleen schuldig aan een
knullige nabootsing van Albacaco's verschijningen, en Albacaco zelf
is morsdood. Wat zwerft er dan rond, aan de rand van onze eens
zo overzichtelijke wereld? Een oud denkbeeld dat vergeefs op onze
deuren klopt?"
"Een beschimmelde herinnering," siste Kaspar, "een flauwe echo van
wat achterhaald is en voorbij." Hij keek me aan met een afkeer waar
van ik schrok; het was de blik waarmee hij, zo stelde ik me voor,
vroeger zijn naar tabak riekende vrouw had aanschouwd als ze weer
eens drie straten verder te horen was met haar gekijf over zijn mis
lukkingen en geldverslindende schrijversambities. Maar dat was alle
maal voorbij, Kaspar Schmidt was nu assessor, een man van gewicht.
Was het soms de gedachte aan zijn geliefde Manuscript die hem nog
een graadje bleker deed zien? Of de herinnering aan de kleine sub
sidie die hij eens had genoten van burggraaf Albacaco toen de melk
handel nog slechter liep dan anders, 'om zijn filosofische onderzoe
kingen voort te kunnen zetten'? Werd Kaspar Schmidt gekweld door
weer een ander spook dat hij in zijn Manuscript zo fel had bestreden:
het spook van het geweten? Destijds had Kaspar ongenadig de spot
gedreven met de oude edelman, toen hij enkele kronen van diens
nobele toelage op mijn nachtkastje legde.
16