volgens de Weekbode waren Constantinopel en Byzantium trouwens al eeuwen door de Turken bezet. Ook het Phalange-systeem bleek goddank opgeheven. Een nieuwe banier werd opgehangen aan de gevel van ons raadhuis: OORLOG AAN DE NATUUR! Zelfvoorziening was nu uit den boze, want die leidde uitsluitend tot stagnatie en gebrek. In de hoofdstad resideerde één machthebber, omgeven door een leger secretarissen. Deze kersverse heerser, die Organisateur werd genoemd, stelde al zijn vertrouwen in de industrie. Enorme fabrie ken moesten overal verrijzen, op wetenschappelijke wijze ingericht en geleid. Om goed te leven, moest de mens zich eensgezind keren tegen de enig werkelijke vijand: de natuur. Deze diende overwonnen te worden: uitvinders zouden de productie opvoeren, ingenieurs steeds machtiger bruggen en machines bouwen, medici alle ziekten uitbannen. De hele samenleving werd één groot en eendrachtig bedrijf, onder planmatige leiding en voortdurend toezicht van de Organisateur! 'Secretarissen zwermen uit met klare instructies!' waarschuwde de Week bode. Maar ja, wij hadden in onze Phalange - ik bedoel ons Departement - geen fabriek. Het enige bedrijf dat daar een beetje bij in de buurt kwam was het atelier van Ingo Halfstad, waar nu wel elf vrouwen en meisjes werkten en dat draaide als nooit tevoren: er moesten immers weer nieuwe petten voor de schutterij komen, met een insigne waar op slechts een kloeke voorhamer was afgebeeld, en nieuwe sjako's voor de regeringssoldaten. Want die zaten nog altijd ingekwartierd in Albacaco's toren. Bij de eerste berichten over de nieuwe Omwen teling in de hoofdstad was er ook in die toren wat rumoer geweest; sommigen hadden het zelfs over schoten die binnen geklonken zou den hebben. Maar Koenraad Insel was nog steeds de baas, al heette hij nu Directeur en had hij een secretaris uit de hoofdstad toege wezen gekregen: Adam Ekerel, een spichtige, vroeg oude man met een lange duffelse jas en een nieuwerwetse, koolzwarte cilinderhoed. De aankomst van deze lispelende pennenlikker met zijn glurende blik betekende wél het einde van een andere politieke loopbaan: die van Kaspar Schmidt. Kaspar moest weer enige dagen in het hok onder het raadhuis, waar inmiddels ook Holger Zalig de tamboer was opgeborgen. Als melkhandelaar sloop de voormalige assessor de vrijheid weer in. Alleen: er viel niks meer te handelen. "Vervloekte phalangisten!" zei Kaspar bitter, zodra hij weer op zijn veilige stekje was, bij mij, boven de Akelei. "Ze hebben de hele maat- 19

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 1999 | | pagina 19