Alles liep in het honderd; zelfs de Weekbode verscheen steeds onre gelmatiger en bevatte voortdurend ijlere berichten. De Organisateur was weer van het toneel verdwenen; nu scheen een Provisioneel Comité aan de macht te zijn, waarin zelfs de Vrouw met één indivi du was vertegenwoordigd. En in een volgende editie lazen we dat juist haar aanwezigheid aanleiding was geweest tot wéér een scheu ring. De vrouw, Madame Enfantine, was met het halve Provisioneel Comité in haar kielzog afgereisd naar een gebergte voorbij het hoog gebergte dat wij kennen, en had aldaar een Huis van het Millennium gesticht. Hier, aldus de Weekbode, legden de gecommitteerden zich toe op mystieke profetieën aangaande het aanbrekende Duizendjarig Rijk. En op hoofse competitie om de gunst van Madame Enfantine, die door de witte gangen van het Huis placht te vlieden, gehuld in zacht knisperende gazen sluiers. Het halve Comité dat in de hoofdstad was achtergebleven verga derde panisch en onafgebroken in het paleis, waarvan de luiken ge sloten bleven. Geregeerd werd er niet meer; toch brak het ijs en smolt de sneeuw. Kaspar Schmidt keek met een zware frons naar de sneeuwklokjes en de krokussen. Toen zijn vrouw de deur uit was stopte hij haastig zijn Manuscript in een valies, nam het Ik onder zijn arm en vertrok, ruim vóór de oprukkende geallieerden uit. Maar eerst kwam hij afscheid van me nemen. "Over een week zijn ze al hier," voorspelde hij. "Zelfs de Lombarden hebben zich bij de invallers aangesloten! Ze marcheren al door het voorgebergte; er wordt haast geen tegenstand geboden. De hoofd stad zal al wel gevallen zijn." "Hoe weet je dat?" "Lees je de Weekbode niet meer? Die balkt ineens weer over hertogen en kardinalen, en de zegenrijke opmars van onze bevrijders! Waar zit jij eigenlijk met je hoofd?" Ja, bij mijn Aandoening natuurlijk, mijn matineuze onpasselijkheid die niet op rekening was te schrijven van honger en gebrek. Die vie len wel mee, trouwens; ik had altijd nog wel een klantje. Koenraad Insel weer, bijvoorbeeld, op de vlucht voor de herrie in zijn toren. Hij was een schaduw van zijn vroegere zelf, sprak haast niet en spreidde niet langer zijn oude technieken ten toon. Ik behandelde hem uiterst koel, als een vreemde - met de grootste moeite. "Dan ga ik," zei Kaspar ongemakkelijk. 23

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 1999 | | pagina 23