"Dus je kent de omgeving hier goed?" vroeg hij nu rechtstreeks aan Frank. "Ik ben niet mee geweest." "Ja," ging de gids verder. "Dit hoort er ook bij. Hier kunnen hele families zitten. De bank die je hier ziet is gemaakt van tropisch hard hout en die daar van het onbewerkte hout van de tamme kastanje. Wij geven tegenwoordig de voorkeur aan de laatste. Ze ogen wat minder maar zitten prima. Verder komen hier veel kampeergroepen uit het hele land. Die zetten hun grote tenten gewoon over de tafels heen. Lekker makkelijk." Frank keek op zijn horloge. Nog een kwartiertje schatte hij. Hij staarde omhoog en zag een roofvogel zweven. Hij vermoedde dat het een buizerd was maar omdat hij niet zeker van zijn zaak was stoot te hij stilletjes zijn zoon aan en wees omhoog. De jongen greep on middellijk zijn kijker. "Zo hé, een buizerd," riep hij enthousiast. Enkele omstanders trok ken nu ook hun kijkers. "Je hebt gelijk, jongen," zei een man met een ruw blozend gezicht. De uiteinden van zijn vleugels wijzen om hoog." De boswachter keek ook even. "Die zitten hier tegenwoordig volop, maar het is hier nog steeds niet veilig voor ze. Af en toe vinden we een vergiftigd of afgeschoten exemplaar. Ik heb hier ook pas een sperwerpaartje ontdekt. En als we straks daar die hoek om gaan zou den we eigenlijk de ransuil moeten ontdekken." Ze waren bij een eenzame boom gekomen. Oneigenlijke soort, ving Frank op maar hij luisterde al niet meer, liet de ruimte op zich in werken en verlangde tegelijkertijd naar het einde van de tocht. Van uit een van de toegangspaden stapte een vrouw het veld op, klein en donker. Ze kwam hem vagelijk bekend voor. Een kleine hond snelde haar voorbij. De Chinese, dacht hij. Ze kwam hun richting uit. Hij verwachtte dat ze met een boog om de groep heen zou wandelen, maar ze kwam recht op hen af. Zonder aarzelen sprak ze hem aan, waarschijnlijk omdat hij een beetje buiten de groep stond. "Mag ik vragen. Ik wandel hier met man en ik ben hem zoek. Hij liep aan buitenkant en ik wilde de bos in. Heeft u man gezien. Ziet er uit als ik," voegde ze er met een lachje aan toe. "Ik heb uw man niet gezien," zei Frank. "Ik zal naar hem uitkijken." Ze boog elegant met haar hoofd en trippelde verder het veld over. "Ze is haar man kwijt," lichtte Frank toe, omdat iedereen vragend zijn richting uitkeek. Er werd onderdrukt gelachen. 37

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 1999 | | pagina 37