Latijnse koortsen Jan J.B. Kuipers Waarom wek je mij, o lentebries? libretto Werther (Massenet) 1. Eens, zei Kaspar Schmidt toen tegen me, zou hij een schilderij van ze laten maken, precies zoals we ze al zo vaak hadden zien langstrekken onder ditzelfde venster, boven de gelagzaal van de Akelei: eerst de spits, dan na de drie voorgeschreven passen kapitein Koolmoet met zijn dikke pens en reglementair ontblote sabel; vervolgens Holger Zalig de tamboer, krom onder het gewicht van de enorme trom die hij meezeulde; en tot slot de ordeloos voortstappende schutters, het maanlicht spelend op hun bajonetten en de insignes op hun steek - "Negen mannen in totaal, maar wat een mannen!" Kaspar lachte zijn cynische lachje. Hij had natuurlijk gelijk. Een minder krijgshaftig toneel dan de al oude stadswacht, op nachtpatrouille door de nauwe straatjes van onze kleine veste, kon je je moeilijk voorstellen. Het vertrouwde uniform met de hoge, dwars gedragen steek, kruislingse witte bande lieren, blauwe pandjesrok en hoge slobkousen - louter herinnering! Als dat schilderij ooit nog gemaakt wordt, zal het puur uit het geheugen moeten gebeuren. Want een week of wat na Kaspars grie zelig vooruitziende vlaag van sentimentaliteit staarden we in het holst van de nacht opnieuw door mijn vensterraam, maar nu naar de drukbesproken komeet: een verre ster in het zuiden, met een vage, in sterkte steeds variërende staart van goudstof waarin het nu en dan toverachtig vonkte. "Caesar is dood!" declameerde Kaspar met een grafstem, en zijn on aangename lachje volgde. Maar de ironie was dat hij deze keer let terlijk gelijk had, al heette onze caesar gewoon hertog. De Omwenteling had heel wat geknal en gebulder opgeleverd, hoor den we later. Barricaden waren er in de brede straten van de hoofd stad geweest; uiteenspattende bommen, gegil, rondvliegende armen, bloedende lichamen die door de ramen van bovenverdiepingen wer den geduwd en naar beneden vielen, plets op het plaveisel. Toen de sabels waren afgeveegd en de kruitdamp was opgetrokken, bleek de Nieuwe Tijd aangebroken. De Harmonie had bezit genomen van ons hertogdom, en vooral ook van het paleis in de hoofdstad. Wij, in 7

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 1999 | | pagina 7