wijls gebruik van biografische gegevens in zijn werk, al zijn ze voor
de lezer niet direct zichtbaar.
Het gedicht De Zingende Soldaten neemt hij op in zijn debuut
De Wandelaar (1918). De slotregel van dit sonnet wordt algemeen
bekend: "Een goed soldaat heeft een groot kinderhart." Hiermee is
de figuur van de soldaat getekend als het symbool van het kind-zijn,
van een kinderlijk en verwachtingsvol vertrouwen. Nijhoff zegt er
zelf over in zijn voorwoord tot De Geschiedenis van de Soldaat"De
soldaat is niets anders dan de directe vormgeving van de mannenziel
en zijn Geschiedenis is het kort relaas van een iegelijks innerlijk
levensavontuur." The child is the father of the man, is een alom
bekende uitspraak. In hetzelfde jaar 1917, waarin ook zijn vertaling
van De Geschiedenis tot stand komt publiceert hij in het tijdschrift
Het Getij een tweede soldatengedicht: De Soldaat die Jezus kruisigde.
Ook daarin een karakteristieke eindregel: "Hij heeft een spijker door
mijn hand geslagen." De Christus heeft hem, de kinderlijke dwaas,
getroffen met zijn liefde. Ook dit nam hij op in De Wandelaar.
In 1918 publiceert hij in De Beweging zijn derde soldatengedicht:
Soldatenkerstmis. Daarin staat een regel die bijna identiek is aan de
eindregel van De Zingende Soldaten, nl. "God gaf een kinderhart aan
de soldaat." Beide gedichten nam Nijhoff op in zijn tweede bundel
Vormen van 1924.
Daarin komt nog een ander gedicht voor dat in zekere zin met
soldaten te maken heeft, nl. De Kinderkruistocht. Het zijn de kind
soldaten, de eerste in de militaire geschiedenis, die onder het patro
nage van de Kerk op de Islam werden afgestuurd, en voorzover niet
onderweg omgekomen, door de 'heidenen' ongenadig werden afge
slacht of als slaafjes weggevoerd. Nijhoff heeft van dit gruwelijke ge
beuren een idyllische vertelling gemaakt van het kind dat de stem
van het licht heeft vernomen. "Het hart van het kind (de soldaat) is
zo warm en los." Ook na 1918 laat de gestalte van de soldaat Nijhoff
niet los. In 1932 publiceert hij zijn 21 strofen tellende gedicht De
Soldaat en de Zee. Het is het langste gedicht in strofen, dat hij ooit
schreef als het derde gedicht in zijn derde bundel Nieuwe Gedichten
van 1934.
De schrijvende soldaat met wie de dichter zich identificeert, ziet op
zijn gang langs de zee als in een visioen het land aan de overzijde,
zijn oorspronkelijk land waar hij zijn eerste lied zong. zijn jeugdland
waar zijn dichterschap begon, zijn thuisland waar hij kind was en
gelukkig was.
14