dat hij raadpleegt en waarmee hij zal gaan spelen. De duivel verrijst
naast hem, de viool in de arm geklemd. Er ontwikkelt zich een dia
loog en een handeling die misschien wel de meest spannende is van
het hele spel. Het definitieve eindspel om de ziel van de mens? Ge
heel nieuw in deze scène is de rol van de voorlezer; hij neemt nu als
een volwaardige tritagonist deel aan de handeling. Hij kiest duidelijk
de zijde van de soldaat in diens kaartspel met de duivel. Hij dient
hem van advies, hij neemt de gestalte aan van een soort bescherm
engel die de soldaat naar de overwinning voert.
Paradoxaal genoeg wordt de duivel verslagen, doordat hij wint. De
soldaat heeft namelijk alles, zijn laatste cent aan de duivel verloren.
Hij is los en bevrijd van alle materiële ballast en nu weer ontvanke
lijk voor zijn ware bezit, zijn ziel. De duivel ligt er zielloos bij; hij is
zijn macht kwijt. De soldaat grijpt zijn wetmatig eigendom, de viool,
terug.
De derde scène speelt zich af in de kamer waar de prinses ziek ligt.
Deze keer neemt de voorlezer alle verbale rollen op zich. De soldaat
en de prinses voeren daarbij als 'stomme' personages alle fysieke
handelingen op. De soldaat speelt op zijn viool, geneest door de
kracht van zijn muziek de prinses. Ze dansen samen om de duivel
die als Mefisto op de dansvloer is verschenen, en putten hem zo uit
dat ze hem voor dood van het toneel afslepen. Toch verschijnt de
duivel nog even om de hoek van de deur om te melden dat zijn
macht nog niet gebroken is. "Voor even kan het aardig zijn (de lief
de tussen die twee) maar het koninkrijk is veel te klein," glimlacht de
duivel. Hij weet maar al te goed dat elk geluk van de mens klein en
beperkt is. Dat hij altijd naar meer en ander geluk zal verlangen.
En zo heeft de voorlezer alle reden om het verhaal van de soldaat
nog weer verder te vertellen. "Men moet niet meer willen dan men
heeft," waarschuwt hij zijn publiek. Als exempel vertelt hij de afloop
van het sprookje, dat niet als een sprookje eindigt, maar als het on
vermijdelijke vervolg van de zoektocht van de mens naar geluk. Zijn
onlesbaar verlangen naar meer wordt steeds weer zijn ongeluk. Dit
onlesbare verlangen is zijn duivel die hem voortdrijft. Steeds weer
vervalt zijn ziel in de macht van dit 'duivelse' verlangen.
Als zodanig wordt er geen enkele crisis opgelost. De herhaling van de
muziek, de herhaling van de aanvangsscènes, de herhaling van de
crises en van de overwinningen en nederlagen wijzen dan ook meer
op cyclische opbouw van het drama dan op een rechtlijnige struc
tuur die naar een duidelijke ondergang leidt zoals in het klassieke
26