deren dat ik nooit eerder met de fiets had afgelegd. Ik passeerde links en rechts polderlocaties met wonderlijke namen als Muizehol, Mol- lekot, Maagd van Gent, Roste Muis, Haantjesgat, Kattenhoek en Hondseinde. Ruraler kan een mens zich niet wensen. Een fietstocht door het (Zeeuws-)Vlaamse brengt in de regel veel herinneringen naar boven aan vroegere leefsituaties en beleefde emoties: het gezin waaruit ik kwam, het gezin dat ik had voortgebracht, vrienden in de vroegere kunstenaarskring. Het landschap zal altijd nauw met mijn gevoelsleven verbonden blijven. Ik legde zo'n vijfentwintig kilo meter af voordat ik bij Hondseinde de landsgrens bereikte. Nabij de Sint-Pietersdijk in Aardenburg zou die avond ons kampement worden opgeslagen. Ik proviandeerde in de Aardenburgse C1000. In de vroege vooravond waren de soldaten reeds op het veldje ge arriveerd, en waren begonnen met het opzetten van de tent. Ik ont popte me als veldkok. Het menu schreef Indische nasi goreng voor met wortelen en uien. Dat moest zeker lukken. De hongerige sol daten aten voor een half bataljon. Tijdens de maaltijd kwamen de diverse belevenissen van de kapitein, de wassink en de hopman boven tafel. Zoals de ontmoeting met een grasmaaiende boer met wie ze een tijd over de oude smokkeltijd hadden staan praten. Aan het eindpunt van hun traject ontmoetten de soldaten twee, in bruine Franciscaner pij gehulde monniken, die zich als proost Adel- bert en monnik Her jan van de Proosdij van Elmare aan hen hadden voorgesteld. Zij behoorden ooit tot de voormalige Proosdij Elmare, die ten westen van Waterland-Oudeman was gebouwd en omstreeks 1376 verloren ging. De proosdij maakte geschiedenis door haar hulp verlening tegen de middeleeuwse volkssterfte aan dysenterie. Licht- gistend bier uit haar brouwketels en appels uit haar boomgaarden werden aan het noodlijdende horigenvolk uitgedeeld. Als klooster - het was ook de naam van een riviertje - wordt Elmare eveneens in het dierenepos 'Van den vos Reinaerde' vermeld. Proost Adelbert en monnik Herjan overhandigden de soldaten een oorkonde waarin opgenomen de opkomst en ondergang van de proosdij, alsook een mandje appelen uit haar wonderlijke boom gaarden. De middeleeuwse geestelijken voelden zich geroepen enige woorden van stichtelijk behagen tot de vermoeide soldaten te rich ten, te meer omdat ze hadden begrepen dat in Ramuz' drama de duivel een malicieuze rol speelde. 33

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 2000 | | pagina 33