De treinen rijden achterwaarts de haven uit. De lucht wordt dikker als zij ratelend voorbijgaan. Ik zoek een mevrouw die schrijden kan, als bomen door de tijd. Die blauwe ramen suggereert in witte muren. Die rode appelen vertoont in tenen manden. Die zo vakkundig het moment vertraagt dat alleen een kleine meeuw op wieken geleidelijk van rechts naar links verschuift. Die zoek ik. De dame die het land geschilderd heeft waarin ik woon.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 2000 | | pagina 39