en wierpen zich met grote bogen in het water waar zij in opwaartse stromen belletjes van lucht hun vaart zagen vertragen, en keerden terug. Ik raak de tel kwijt en kijk op mijn onderwaterhorloge. Nog tien maal vijftig meter. Ik word steeds minder moe. Wel worden mijn handen koud en mijn brilletje gaat knellen. Grote kinderen raken onder water hun zwaarte later kwijt en blijven daar weer even voor altijd onder water zweven. Nog vier, dan heb ik tweeëneenhalve kilometer. Ik lijk wel een machine met water in zijn brilletje. Iemand lacht de hele tijd in zijn badmuts omdat het op het zwembad regent, ze zijn gezellig met zijn vijven blijven drijven en zwemmen overdwars. Nu ben ik waar ik wezen wil. Mijn gewicht is weg en op de bodem zijn wapperende lijnen van onderwaterlicht. 41

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 2000 | | pagina 41