king tot de eilandelijke eet- en drinkgewoonten. Iemand in zijn po sitie kon unieke informatie daaromtrent vergaren leek mij. Met de fijne meetapparatuur konden wellicht de jenever- en bierkwanti teiten in de riolen worden gemeten. Zo zouden er eindelijk bewijzen op tafel komen wat betreft het vermeende aantal stille drinkers op het eiland, waar ik een medewerker van het Consultatiebureau voor Alcohol en Drugs wel eens over had horen spreken. In plaats daar van stond ik tegenover een gezonde, blozende plattelandsfiguur die verder geen boe of bah zei en mij na de rondleiding zwijgend de hand drukte. Maar misschien was ook mijn stil verlangen door de hoofdredacteur ingegeven. Moerbeij zelf had ik immers een tijdlang verdacht van abnormale interesse in de menselijke afvalstromen. Het was meer malen voorgekomen dat ik, wanneer ik het enige toilet van de re dactie verliet, hem om de hoek spiedend een stopwatch zag indruk ken. Pas later werd de bedoeling hiervan duidelijk. Er van uitgaande dat ik elke dag een kwartier op het toilet doorbracht, zo zei Moerbeij, mocht hij bij een werkweek van vier dagen gedurende één jaar, tweeënvijftig uur van mijn salaris inhouden. 48

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 2000 | | pagina 48