In memoriam jan Bruijns
jan Kuipers
Jan Bruijns overleed plotseling in de nacht van 29 op 30 april. Nog
geen zevenenveertig was deze boekhandelaar, uitgever en regionaal-
historisch auteur, die mede aan de wieg stond van boekhandel De
Koperen Tuin in Goes en alleen aan die van de gelijknamige uit
geverij. Uitgeverij De Koperen Tuin was sinds de late jaren tachtig
een stimulerende en al snel onmisbare factor in het Zeeuwse cultuur
historische bedrijf. Landelijk kwam de uitgeverij ook ruim in het
nieuws met de publicatie van de bestsellers Mondriaan voor beginners
en Kees Slagers De Ramp.
Van 1988 tot 1998 werkte ik samen met Jan Bruijns: als auteur van
zijn fonds, als co-auteur van ons tweeluik over de Zak van Zuid-
Beveland en als medewerker van zijn uitgeverij. Hij publiceerde mijn
eerste (zelandica)boek Dwaallichten in de Delta (1988); ik herinner me
de uren aan de met boeken en papieren overdekte eet- en werktafel
van Jan en zijn levensgezellin Elly Kloos - anekdoten over amateur
archeologen, zonderlinge folklore en dorpstypen gingen over en
weer. Zelden heb ik nog zoveel plezier beleefd aan de voorbereiding
van een boek.
Vorig jaar had de redactie van Ballnstrada een flink meningsverschil
met Jan Bruijns over Kosovo. Resultaat: woorden, kopij, lucht. Begin
2000 bezocht ik Jan nog eens in zijn centrum en boekenparadijs
'De Veste' aan de Keizersdijk in Goes, om te praten over mogelijke
uitgave van enkele nagelaten prentenboekjes van de kunstenaar Jan
Heyse. Prachtig werk, vond Jan, maar toch te ouderwets en nostal
gisch voor een groter publiek.
"Heb je de ansichtkaarten al gezien die ik heb uitgegeven?" vroeg
hij toen. We liepen naar het rek. Op de kaarten tal van nostalgische
afbeeldingen van personen in Zeeuwse dracht. Waar de logica van de
een eindigt, begint die van de ander.
Vreemden blijven we voor elkaar, om van de onbekendheid met
onszelf maar te zwijgen. Wat te zeggen? Er is niks te zeggen in het
aangezicht van de dood. Behalve dat deze een obsceniteit is. Een
witte vlek op onze bewijsstukken vol luidruchtige, pikzwarte tekens.
Het zijn deze tekens, die de lege plek zowel vruchteloos omsingelen
als zijn opmars beletten.
55